Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De moeder, die kampt met ernstige psychiatrische problemen en een verleden van suïcidaliteit, heeft in hoger beroep de bestreden beschikking van de kinderrechter aangevochten. De kinderrechter had eerder de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] verlengd tot 14 februari 2021. De moeder verzocht om vernietiging van deze beschikking en om afwijzing van de verzoeken van de gecertificeerde instelling (GI) met betrekking tot de machtiging tot uithuisplaatsing.
Tijdens de mondelinge behandeling op 13 juli 2020 is de moeder verschenen, bijgestaan door haar advocaat, en zijn vertegenwoordigers van de GI en de raad aanwezig geweest. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder een zoon heeft, [de minderjarige], geboren in 2012, en dat zij het ouderlijk gezag over hem uitoefent. De moeder heeft in het verleden meerdere suïcidepogingen gedaan en heeft zich in 2018 aangemeld bij een levenseindekliniek. De zorgen over [de minderjarige] zijn vooral gelegen in de psychiatrische problemen van de moeder, die een negatieve invloed hebben op de ontwikkeling en veiligheid van [de minderjarige].
Het hof oordeelt dat de gronden voor de verlenging van de uithuisplaatsing ten tijde van de bestreden beschikking aanwezig waren en nog steeds zijn. Ondanks dat de moeder haar euthanasietraject heeft stopgezet, is er onvoldoende duidelijkheid over haar emotionele beschikbaarheid en de stabiliteit die zij kan bieden aan [de minderjarige]. Het hof bekrachtigt daarom de beschikking van de kinderrechter en wijst het meer of anders verzochte af. De beslissing is genomen in het belang van [de minderjarige], die behoefte heeft aan stabiliteit en zorg.