Uitspraak
[appellant],
1.[geïntimeerde1] ,
[geïntimeerde1],
[geïntimeerde2],
[geïntimeerden] c.s.,
1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
(aanbrengen tegels achterwand, aanbrengen wancontactdozen), de badkamer op de eerste verdieping (wandcontactdoos, lekkage douchebak) en in de wc op de begane grond. Die rekening, een bedrag van € 1.136,66 inclusief btw, hebben [geïntimeerden] c.s. niet betaald.
3.De beslissing van de kantonrechter in eerste aanleg
4.De beoordeling in hoger beroep
grief 1gesteld dat sprake is geweest van twee afzonderlijke opdrachten (overeenkomsten), namelijk een opdracht voor het uitvoeren van de werkzaamheden die in rekening zijn gebracht met de door [geïntimeerden] c.s. betaalde factuur van
grief 2lijkt [appellant] zijn stellingen over de oplevering in verband te brengen met de op [geïntimeerden] c.s. rustende klachtplicht van artikel 6:89 BW: volgens [appellant] begon op 8 juli 2015 (de door hem genoemde opleveringsdatum) de klachttermijn ten aanzien van toen aanwezige gebreken voor [geïntimeerden] c.s. te lopen en was die termijn met het klagen van [geïntimeerden] c.s. in oktober 2015 verstreken. Het hof verwerpt dit standpunt. De werkzaamheden waren op 8 juli 2015 nog niet allemaal verricht, een week later is [appellant] daarmee verder gegaan en hij is op 3 of 4 september 2015 daarmee gestopt. Uit de gang van zaken blijkt verder dat [geïntimeerden] c.s. in september 2015 hun ontevredenheid over de uitvoering van het werk hebben geuit (zoals de kantonrechter in 4.4 van het vonnis onbestreden heeft overwogen) en dat op 7 oktober 2015 een gesprek tussen [geïntimeerden] c.s. en [appellant] heeft plaatsgevonden, met als inzet de klachten die [geïntimeerden] c.s. over de werkzaamheden hadden en hun wens dat [appellant] die zou herstellen. Niet gesteld of gebleken is dat [appellant] de klachten van [geïntimeerden] c.s. over zijn werkzaamheden toen niet meer kon beoordelen en/of dat herstel van gebreken (met name aan het tegelwerk) toen niet meer mogelijk was. [appellant] is dus niet in zijn belangen benadeeld door het tijdstip van klagen. Bij gebrek aan andere onderbouwing door [appellant] (op wie de stelplicht rust) ziet het hof in die omstandigheden niet in dat [geïntimeerden] c.s. eerder hadden moeten klagen dan zij hebben gedaan en dat zij zodanig lang met hun klachten hebben gewacht dat zij daarmee hun aanspraken jegens [appellant] hebben verspeeld.
grieven 3 en 4) een aantal bezwaren daartegen geformuleerd: volgens hem moet het rapport van [B] /EMN buiten beschouwing worden gelaten, omdat hij niet betrokken is geweest bij het onderzoek en EMN niet geheel onpartijdig was vanwege het aandeelhouderschap van de VvAA ( de rechtsbijstandsverlener van [geïntimeerden] c.s.) in de CED Groep, waarvan EMN een groepsvennootschap is. Bovendien is de deskundige ( [B] ) overgekwalificeerd en heeft het rapport daarmee teveel geld gekost. Daarnaast heeft [appellant] c.s. de begrote herstelkosten bestreden.