ECLI:NL:GHARL:2020:6910

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 september 2020
Publicatiedatum
3 september 2020
Zaaknummer
21-001998-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake belaging en bedreiging met gevangenisstraf en contactverbod

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging van zijn voormalige partner, haar zus, haar vader en een andere voormalige partner in de periode van 9 september 2017 tot en met 31 december 2018. Hij heeft deze personen stelselmatig lastiggevallen door hen herhaaldelijk en in korte tijd vele WhatsApp-berichten te sturen, soms honderden per dag, en zich dreigend en krenkend jegens hen uitgelaten. Daarnaast heeft hij op 24 juli 2018 een bedreiging geuit. Het hof heeft de verdachte een gevangenisstraf van twaalf maanden opgelegd, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Tevens is er een contactverbod opgelegd ten aanzien van de slachtoffers en zijn kinderen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het hof de bewezenverklaring van de feiten heeft gehandhaafd en de verdachte strafbaar heeft verklaard. De verdachte heeft erkend de handelingen te hebben verricht, maar stelde dat hij zelf slachtoffer was van criminele activiteiten van de slachtoffers. Het hof heeft dit verweer verworpen en geoordeeld dat de verdachte verantwoordelijk is voor zijn daden. De strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001998-19
Uitspraak d.d.: 3 september 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 2 april 2019 met parketnummer 18-820313-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [gebortedatum] 1981,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 20 augustus 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte wegens de feiten 1 tot en met 5 tot gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van voorarrest en met oplegging van meldplicht en ambulante behandeling als bijzondere voorwaarden. Daarnaast heeft de advocaat-generaal oplegging gevorderd van een contactverbod als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, met dadelijke uitvoerbaarheid. Ten slotte vorderde de advocaat-generaal integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] en niet-ontvankelijkverklaring van [benadeelde partij 2] in zijn vordering als benadeelde partij. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte wegens de feiten 1 tot en met 5 én een ad informandum gevoegd feit veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en met aftrek van voorarrest, met oplegging van meldplicht en ambulante behandeling als bijzondere voorwaarden. Daarnaast heeft de rechtbank een contactverbod als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht opgelegd, met dadelijke uitvoerbaarheid. Ten slotte heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] deels toegewezen en [benadeelde partij 2] in zijn vordering als benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg – tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 9 september 2017 tot en met 31 december 2018 te [plaats] , althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [benadeelde partij 1] , door,
  • via WhatsApp een filmpje te sturen waarin een Ford Fiesta werd aangereden en daarbij te vermelden: "Heerlijk" (terwijl die [benadeelde partij 1] een Ford Fiesta heeft) en/of
  • dagelijks meermalen (soms 100) WhatsApp-berichten en/of email-berichten naar die [benadeelde partij 1] te sturen en/of
  • die [benadeelde partij 1] dagelijks meermalen te bellen en/of
  • een spraakbericht naar die [benadeelde partij 1] te sturen met dreigende inhoud: "Ik slacht je af in de rechtszaal" en/of "Dan leg ik je om. Ik hoop dat je dat snapt, echt de lul" en/of
  • dagelijks meermalen bij de woning van die [benadeelde partij 1] te komen en/of op de ramen en deuren te bonken
met het oogmerk die [benadeelde partij 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2018 tot en met 25 juli 2018 te [plaats] , althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , door,
  • dagelijks meermalen (soms 300) WhatsApp-berichten naar die [slachtoffer 1] te sturen met onder meer als inhoud: "Ik ga hier niet mee akkoord, je weet niet wat je weggooit ik ben het hier niet mee eens" en/of dat ze 35 km. van hem vandaan zou zijn en/of
  • die [slachtoffer 1] op te nemen in groepsapps en vervolgens berichten te versturen en/of
  • telkens een ander telefoonnummer te gebruiken die dan weer door die [slachtoffer 1] werd geblokkeerd en/of
  • brieven van deurwaarders gericht aan verdachte naar het adres van die [slachtoffer 1] te versturen althans te laten versturen en/of
  • naar die woning van die [slachtoffer 1] te gaan,
met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
3.
hij in of omstreeks de periode van 19 juni 2018 tot en met 23 juli 2018 te [plaats] , althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 2] , door,
  • meermalen per dag (soms 200 keer) WhatsApp-berichten onder meer van dreigende aard te versturen naar die [slachtoffer 2] met als inhoud: "Als jij hier vanaf hebt geweten ga jij er ook aan. Ik spoel je door het douche putje. Je zus gaat aan het gas," en/of
  • dagelijks groepsapps naar die [slachtoffer 2] te sturen
met het oogmerk die [slachtoffer 2] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 31 juli 2018 te [plaats] , althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 3] , door
  • meermalen groepapps aan te maken en die [slachtoffer 3] hieraan toe te voegen en WhatsApp-berichten te versturen en/of
  • meermalen dreigende WhatsApp-berichten naar die [slachtoffer 3] te sturen met onder meer als inhoud: "Echt iedereen die dit wist gaat keihard de bak in of ik breek sloop je helemaal” en/of “Ik meen het en met name jou [slachtoffer 3] als dat zo is" en/of
  • meermalen mail-berichten (200 a 300 per dag) naar die [slachtoffer 3] te versturen en/of
  • die [slachtoffer 3] bij zijn woning op te zoeken,
met het oogmerk die [slachtoffer 3] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
5.
hij op of omstreeks 24 juli 2018 te [plaats] [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die Koopman dreigend de woorden toe te voegen " [slachtoffer 4] ik maak je dood, kom nu naar boven", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsverweer

Verdachte erkent de in de tenlastelegging genoemde handelingen te hebben verricht door onder meer enorm grote hoeveelheden WhatsApp-berichten aan de verschillende slachtoffers te sturen. Op de terechtzitting van het hof heeft hij – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat hij handelde zoals hij heeft gedaan omdat hij naar eigen zeggen slachtoffer was van een aaneenschakeling van criminele activiteiten van de zijde van met name [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] . In dat licht bezien stelt verdachte dat hij niet anders kon dan te reageren zoals hij heeft gedaan.
Het hof overweegt in dit verband het volgende.
Op grond van de inhoud van het dossier kan worden vastgesteld dat naast de zeer vele berichten die verdachte aan [benadeelde partij 1] en anderen heeft verzonden, er ook berichten door [benadeelde partij 1] aan verdachte zijn verzonden. Daarnaast komt op grond van de inhoud van het dossier vast te staan dat [benadeelde partij 1] bij herhaling en op verschillende manieren aan verdachte heeft duidelijk gemaakt dat zij niet van de berichten van verdachte gediend was en dat zij daarvan verschoond wilde blijven. Verdachte ging hieraan voorbij en volhardde in het veelvuldig verzenden van berichten aan [benadeelde partij 1]
Voor zover verdachte heeft bedoeld te stellen dat zijn handelen jegens [benadeelde partij 1] niet wederrechtelijk is geweest, verwerpt het hof dit verweer. Verdachte heeft nagelaten zijn stelling te onderbouwen, terwijl in het dossier evenmin aanknopingspunten te vinden zijn die kunnen dienen ter onderbouwing hiervan.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in de periode van 9 september 2017 tot en met 31 december 2018 te [plaats] , wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [benadeelde partij 1] , door,
  • via WhatsApp een filmpje te sturen waarin een Ford Fiesta werd aangereden en daarbij te vermelden: "Heerlijk" (terwijl die [benadeelde partij 1] een Ford Fiesta heeft) en
  • meermalen (soms 100 per dag) WhatsApp-berichten en/of email-berichten naar die [benadeelde partij 1] te sturen en
  • die [benadeelde partij 1] dagelijks meermalen te bellen en
  • een spraakbericht naar die [benadeelde partij 1] te sturen met dreigende inhoud: "Ik slacht je af in de rechtszaal" en "Dan leg ik je om. Ik hoop dat je dat snapt, echt de lul" en
  • meermalen bij de woning van die [benadeelde partij 1] te komen en op de ramen en deuren te bonken
met het oogmerk die [benadeelde partij 1] , te dwingen iets te doen en te dulden en vrees aan te jagen;
2.
hij in de periode van 1 juni 2018 tot en met 25 juli 2018 te [plaats] , wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , door,
  • meermalen (soms 300 per dag) WhatsApp-berichten naar die [slachtoffer 1] te sturen met onder meer als inhoud: "Ik ga hier niet mee akkoord, je weet niet wat je weggooit ik ben het hier niet mee eens" en dat ze 35 km. van hem vandaan zou zijn en
  • die [slachtoffer 1] op te nemen in groepsapps en vervolgens berichten te versturen en
  • telkens een ander telefoonnummer te gebruiken die dan weer door die [slachtoffer 1] werd geblokkeerd en
  • naar de woning van die [slachtoffer 1] te gaan,
met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen en te dulden;
3.
hij in de periode van 19 juni 2018 tot en met 23 juli 2018 te [plaats] , wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 2] , door,
  • meermalen per dag (soms 200 keer) WhatsApp-berichten onder meer van dreigende aard te versturen naar die [slachtoffer 2] met als inhoud: "Als jij hier vanaf hebt geweten ga jij er ook aan. Ik spoel je door het douche putje. Je zus gaat aan het gas," en
  • dagelijks groepsapps naar die [slachtoffer 2] te sturen
met het oogmerk die [slachtoffer 2] vrees aan te jagen;
4.
hij in de periode van 1 januari 2018 tot en met 31 juli 2018 te [plaats] , wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 3] , door
  • meermalen groepapps aan te maken en die [slachtoffer 3] hieraan toe te voegen en WhatsApp-berichten te versturen en
  • meermalen dreigende WhatsApp-berichten naar die [slachtoffer 3] te sturen met onder meer als inhoud: "Echt iedereen die dit wist gaat keihard de bak in of ik breek sloop je helemaal" en "Ik meen het en met name jou [slachtoffer 3] als dat zo is"
met het oogmerk die [slachtoffer 3] vrees aan te jagen;
5.
hij op 24 juli 2018 te [plaats] [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die Koopman dreigend de woorden toe te voegen " [slachtoffer 4] ik maak je dood, kom nu naar boven".
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde levert op:
telkens: belaging.
Het onder 5 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich in de periode van 9 september 2017 tot en met 31 december 2018 schuldig gemaakt aan belaging van zijn voormalige partner [benadeelde partij 1] , haar zus, haar vader en ook van zijn voormalige partner [slachtoffer 1] . Hij heeft deze personen stelselmatig op allerlei manieren lastig gevallen, onder meer door hen herhaaldelijk en in een kort tijdsbestek vele malen WhatsApp-berichten (soms honderden per dag) te sturen. Ook terwijl hem dit door middel van verschillende zogenoemde ‘stopgesprekken’ en ook bij wijze van bijzondere voorwaarde in het kader van de schorsing van zijn voorlopige hechtenis was verboden. Verdachte heeft zich onder meer dreigend en/of krenkend jegens zijn slachtoffers uitgelaten alsmede hen in hun privacy aangetast. Dat de door verdachte gepleegde feiten bij de slachtoffers gevoelens van angst en onzekerheid teweeg hebben gebracht blijkt onder meer uit de verklaringen die twee van die slachtoffers op de terechtzitting van het hof hebben afgelegd. Zij leven ook nu nog iedere dag met de angst dat verdachte opnieuw contact met hen zal opnemen.
Verdachte zegt weliswaar in te zien dat hij, zeker ten aanzien van [slachtoffer 1] , te ver is gegaan, maar hij presenteert zichzelf tegelijkertijd als slachtoffer van vergelijkbaar handelen door de slachtoffers jegens hem. Zelfs wanneer daarvan sprake zou zijn (hetgeen geenszins is komen vast te staan), doet dit niets af aan de laakbaarheid en strafwaardigheid van het handelen van verdachte jegens zijn slachtoffers, omdat het in dat geval als eigenrichting is te zien.
Waar in het voordeel van verdachte gepleit zou hebben wanneer hij (geruime tijd) geen contact meer zou hebben gezocht met de slachtoffers, stelt het hof thans vast dat ook nadat het onderzoek in de onderhavige zaak was gestart en ook nadat hij in eerste aanleg voor zijn handelen was veroordeeld, verdachte is voortgegaan met het versturen van berichten naar [benadeelde partij 1] , waarbij het niet slechts gaat om berichten die te maken hebben met de omgang met hun beide kinderen.
Voorts heeft verdachte zich op 24 juli 2018 schuldig gemaakt aan bedreiging jegens [slachtoffer 4] . Door zijn handelen heeft verdachte bij hem gevoelens van angst veroorzaakt.
Het hof heeft gelet op een verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 23 juli 2020, waaruit blijkt dat hij niet eerder wegens strafbare feiten is veroordeeld.
Daarnaast heeft het hof gelet op de omtrent verdachte opgemaakte reclasseringsrapporten en op het pro justitia psychologisch onderzoek, zoals daarvan blijkt uit een rapport d.d. 5 november 2018 van drs. R.A. Jaarsma, GZ-psycholoog. Hierin wordt onder meer gesteld: “
Bij betrokkene is sprake van ADHD en een matige stoornis in het gebruik van methylfenidaat en dexamfetamine. Daarnaast is er sprake van persoonlijkheidsproblematiek, wat vermoedelijk voornamelijk voortkomt uit de affectief en pedagogisch verwaarlozende situatie in de jeugd van betrokkene (hechtingsproblematiek) in combinatie met zijn ADHD. Bij deze persoonlijkheidsproblematiek staan voornamelijk impulsiviteit, onvermogen vooruit te plannen, onverantwoordelijk gedrag en verlatingsangst op de voorgrond.Ook ten tijde van het ten laste gelegde was er sprake van deze ziekelijke stoornis in combinatie met de persoonlijkheidsproblematiek.Het ten laste gelegde (indien bewezen) kan in ieder geval deels verklaard worden vanuit de pathologie van betrokkene en de effecten daarvan op de daardoor beperktere gedragskeuzes van betrokkene tijdens de tenlastegelegde feiten.Geadviseerd wordt betrokkene het tenlastegelegde, indien bewezen, verminderd toe te rekenen.
Het hof volgt het advies van de deskundige en neemt dat advies over.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, een passende en noodzakelijke bestraffing is. Dit komt erop neer dat verdachte na aftrek van het voorarrest geen gevangenisstraf meer hoeft uit te zitten. Het voorwaardelijk opgelegde deel dient als een forse stok achter de deur, teneinde te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst opnieuw schuldig zal maken aan (soortgelijke) strafbare feiten en tevens om hem te ondersteunen zijn leven met betrekking tot zijn ex-partners een andere wending te geven.
Het hof ziet daarnaast aanleiding om, overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal, ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten aan verdachte de volgende maatregel, strekkende tot beperking van de vrijheid op te leggen:
dat de verdachte voor de duur van drie jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
- [benadeelde partij 1] , geboren op [gebortedatum] 1981;
- [slachtoffer 1] , geboren op [gebortedatum] 1988;
- [slachtoffer 2] , geboren op [gebortedatum] 1983;
- [slachtoffer 3] , geboren op [gebortedatum] 1954.
Veroordeelde zal eveneens op geen enkele wijze - direct of indirect - contact opnemen, zoeken of hebben met zijn kinderen [kind 1] en [kind 2] , tenzij de Reclassering of een andere door de reclassering aan te wijzen hulpverlenende instantie instemt met het contact. Indien door of namens de Reclassering wordt ingestemd met het contact van de veroordeelde en (een van) zijn kinderen, heeft dit contact plaats op de voorwaarden, zoals gesteld door of namens de Reclassering.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 4.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.000,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 350,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Nu verdachte dit feit niet erkent, komt het hof niet tot een schuldigverklaring ter zake van de ad informandum gevoegde strafzaak waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w, 57, 63, 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
5 (vijf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde verplicht is zich binnen 3 (drie) dagen nadat het arrest onherroepelijk is geworden te melden bij Reclassering Nederland, Leonard Springerlaan 21 te Groningen, en dat hij zich daar blijft melden, zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich ambulant laat behandelen bij de Forensische Polikliniek van Verslavingszorg Noord Nederland of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De zo spoedig mogelijk aan te vangen behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering dit nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Legt op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheidinhoudende dat de veroordeelde voor de duur van
3 (drie) jarenop geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
- [benadeelde partij 1] , geboren op [gebortedatum] 1981;
- [slachtoffer 1] , geboren op [gebortedatum] 1988;
- [slachtoffer 2] , geboren op [gebortedatum] 1983;
- [slachtoffer 3] , geboren op [gebortedatum] 1954.
Veroordeelde zal eveneens op geen enkele wijze - direct of indirect - contact opnemen, zoeken of hebben met zijn kinderen [kind 1] en [kind 2] , tenzij de Reclassering of een andere door de reclassering aan te wijzen hulpverlenende instantie instemt met het contact. Indien door of namens de Reclassering wordt ingestemd met het contact van de veroordeelde en (een van) zijn kinderen, heeft dit contact plaats op de voorwaarden, zoals gesteld door of namens de Reclassering.
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt
2 (twee) wekenvoor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van
6 (zes) maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.000,00 (duizend euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 1] , ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.000,00 (duizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 20 (twintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 31 december 2018.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Aldus gewezen door
mr. J. Hielkema, voorzitter,
mr. M.C. Fuhler en mr. G.A. Versteeg, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Meester, griffier,
en op 3 september 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.