ECLI:NL:GHARL:2020:6911

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 september 2020
Publicatiedatum
3 september 2020
Zaaknummer
21-001542-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van mishandeling en bedreiging van zoon na tegenstrijdige getuigenverklaringen

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1971 en thans verblijvende in PI Achterhoek, was beschuldigd van mishandeling en bedreiging van zijn zoon op 1 november 2018. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van veertig uren, maar de verdachte ging in hoger beroep, uitsluitend tegen het vonnis met parketnummer 18-042914-19.

Tijdens de zitting op 20 augustus 2020 heeft het hof de zaak onderzocht. De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van drie weken, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren geëist. Het hof heeft echter geconcludeerd dat de verklaringen van de getuigen zo sterk uiteenlopen dat er geen eenduidig beeld kan worden gevormd van de gebeurtenissen op de betreffende datum. Hierdoor heeft het hof niet de overtuiging gekregen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen. De beslissing is genomen op basis van de tegenstrijdige getuigenverklaringen, die onvoldoende bewijs boden voor de beschuldigingen van mishandeling en bedreiging. De uitspraak benadrukt het belang van eenduidig bewijs in strafzaken en de rol van getuigenverklaringen in de beoordeling van de feiten.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001542-19
Uitspraak d.d.: 3 september 2020
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 21 maart 2019 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 18-229990-18 en 18-042914-19, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971,
thans uit anderen hoofde verblijvende in PI Achterhoek - Gev. Ooyerhoekseweg te Zutphen.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld, doch uitsluitend voor zover dit het parketnummer 18-042914-19 betreft.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 20 augustus 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte wegens de feiten 1 en 2 tot gevangenisstraf voor de duur van drie weken, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. A.L. Rinsma, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte wegens de feiten 1 en 2 veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van veertig uren, subsidiair twintig dagen hechtenis, waarvan twintig uren subsidiair tien dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep, voor zover daaraan onderworpen, vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom in zoverre opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is, voor zover in hoger beroep van belang, tenlastegelegd dat:
In de zaak met parketnummer 18-042914-19:
1.
hij op of omstreeks 1 november 2018 te [plaats] , althans in Nederland zijn kind, [slachtoffer] , heeft mishandeld door een trap en/of schop te geven tegen het hoofd en/of de nek/hals, althans het lichaam;
2.
hij op of omstreeks 1 november 2018 te [plaats] [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "Raak me nog één keer aan en ik sla je hartstikke dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. De verklaringen van de verschillende getuigen lopen zodanig uiteen, dat op grond daarvan niet een eenduidig beeld kan worden verkregen van hetgeen zich op 1 november 2018 in de woning van verdachte heeft afgespeeld.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover het daaraan is onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 18-042914-19 onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. M.C. Fuhler, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. G.A. Versteeg, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Meester, griffier,
en op 3 september 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.