ECLI:NL:GHARL:2020:7142

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 september 2020
Publicatiedatum
11 september 2020
Zaaknummer
21-001918-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eenvoudige belediging van ambtenaren tijdens rechtmatige uitoefening van hun functie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1999 en momenteel verblijvende in Huis van Bewaring Zwolle, was in eerste aanleg veroordeeld voor eenvoudige belediging van twee hoofdagenten van politie Eenheid Noord-Nederland. De belediging vond plaats op 1 december 2018, toen de verdachte de agenten mondeling beledigde door hen de woorden 'vuile racisten' toe te voegen. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één week, maar had hem vrijgesproken van een ander ten laste gelegd feit.

In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte opnieuw wordt veroordeeld. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte tegen de vrijspraak van het andere feit niet-ontvankelijk verklaard. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de belediging heeft gepleegd tijdens de rechtmatige uitoefening van de agenten hun functie, en dat de woorden die hij heeft gebruikt beledigend van aard zijn. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd voor zover dat vatbaar was en heeft de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van één week.

De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen 57, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht, waarbij het hof heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is, gezien zijn eerdere veroordelingen en het feit dat hij het bewezenverklaarde feit heeft gepleegd tijdens een lopende proeftijd. Het hof heeft de omstandigheden die door de raadsman zijn aangevoerd, zoals de ouderdom van het feit en de aanstaande rechtszaak, niet voldoende geacht om van strafoplegging af te zien.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001918-19
Uitspraak d.d.: 3 september 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem- Leeuwarden , zittingsplaats Leeuwarden , gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 27 maart 2019 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 18-243959-18 en 18-266501-18, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1999,
thans uit anderen hoofde verblijvende in Huis van Bewaring Zwolle te Zwolle.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 20 augustus 2020.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte wegens het in de zaak met parketnummer 18-243959-18 ten laste gelegde tot gevangenisstraf voor de duur van een week. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. H.A. de Boer, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Voor zover het door verdachte ingestelde hoger beroep is gericht tegen de vrijspraak van het onder in de strafzaak met parketnummer 18-266501-18 ten laste gelegde, kan verdachte daarin niet worden ontvangen.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte, onder vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 18-266501-18 ten laste gelegde, wegens het in de zaak met parketnummer 18-243959-18 ten laste gelegde veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van een week.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep, voor zover daarvoor vatbaar, vernietigen en in zoverre opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is, voor zover in hoger beroep van belang, tenlastegelegd dat:
In de zaak met parketnummer 18-243959-18:
hij op of omstreeks 1 december 2018 te [plaats] , opzettelijk een of meer ambtena(a)r(en), te weten [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] , beiden hoofdagent van politie Eenheid Noord-Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn/haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar de woorden toe te voegen: "vuile racisten", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsverweer

De raadsman heeft in hoger beroep aangevoerd dat niet kan worden uitgesloten dat verdachte, die het ten tijde van het ten laste gelegde feit vaker met de politie aan de stok had, zich mogelijk onheus bejegend heeft gevoeld door de politie, waarbij mogelijk ook zijn donkere huidskleur een rol gespeeld zou kunnen hebben. De raadsman heeft aangegeven dat hij niet de indruk heeft dat verdachte de politie heeft willen beledigen, maar meer dat hij met zijn woorden een kwalificatie heeft willen geven aan het door hem beleefde handelen van de politie. Wanneer dit het geval is geweest, kan volgens de raadsman het ten laste gelegde niet worden bewezen en moet verdachte worden vrijgesproken.
Het hof overweegt met betrekking tot dit verweer het volgende.
Verdachte heeft op vragen van het hof geantwoord dat hij aan het gebeuren op 1 december 2018 geen enkele herinnering meer heeft. Hij wilde er verder ook geen vragen over beantwoorden. Onder die omstandigheid, en omdat verdachte ook tegenover de politie geen verklaring heeft willen afleggen, mist de door de raadsman gegeven invulling aan de woorden die door verdachte zijn gebezigd feitelijke grondslag. Reeds daarom kan het verweer niet slagen.
Daar komt bij dat verdachte, zoals kan worden vastgesteld op grond van het relaas van verschillende verbalisanten, de agenten niet slechts ‘racisten’ heeft genoemd. Op grond van de verschillende ambtsedige processen-verbaal komt immers vast te staan dat verdachte ‘vuile racisten’ tegen de agenten heeft geroepen. Het hof is met de advocaat-generaal van oordeel dat een dergelijke uiting niet kwalificatief, maar beledigend van aard is.
Het hof verwerpt daarom het verweer.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 18-243959-18 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
In de zaak met parketnummer 18-243959-18:
hij op 1 december 2018 te [plaats] , opzettelijk ambtenaren, te weten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , beiden hoofdagent van politie Eenheid Noord-Nederland, gedurende de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hen de woorden toe te voegen: "vuile racisten".
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 18-243959-18 bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft op 1 december 2018 twee hoofdagenten van politie beledigd. Door die belediging zijn de agenten, die met de uitoefening van hun publieke taak bezig waren, in hun eer en goede naam aangetast. Het handelen van verdachte getuigt van een gebrek aan respect tegenover personen die niets anders dan hun werk deden.
Uit een verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 23 juli 2020 blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld, onder meer wegens een soortgelijk delict. Verdachte heeft het in deze zaak bewezenverklaarde feit bovendien in een lopende proeftijd gepleegd. Deze veroordelingen hebben hem er klaarblijkelijk niet van weerhouden om opnieuw de fout in te gaan.
Gelet op het voorgaande, bezien in onderling verband en samenhang, acht het hof oplegging van de door de eerste rechter opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf passend en geboden. De door de raadsman aangevoerde omstandigheden, te weten dat het om een relatief oud feit gaat en dat verdachte binnenkort opnieuw voor de rechter moet verschijnen wegens een ander strafbaar feit, maken niet dat kan worden afgezien van oplegging van deze straf. Daar komt bij dat met het opleggen van een uitsluitend voorwaardelijke straf, zoals door de raadsman gevraagd, onvoldoende recht wordt gedaan aan de ernst van het bewezenverklaarde delict.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 57, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-266501-18 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor het overige en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 18-243959-18 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18-243959-18 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) week.

Aldus gewezen door
mr. G.A. Versteeg, voorzitter,
mr. M.C. Fuhler en mr. J. Hielkema, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Meester, griffier,
en op 3 september 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.