ECLI:NL:GHARL:2020:7178

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 september 2020
Publicatiedatum
14 september 2020
Zaaknummer
21-002714-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor het doen van een valse aangifte van diefstal

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1963, had op 28 januari 2016 aangifte gedaan van een strafbaar feit, wetende dat dit feit niet gepleegd was. De politierechter had de verdachte hiervoor veroordeeld tot een taakstraf van dertig uren, subsidiair vijftien dagen hechtenis. De verdachte ging in hoger beroep tegen deze veroordeling.

Tijdens de zitting op 20 augustus 2020 heeft het hof de zaak behandeld. De advocaat-generaal vorderde een taakstraf van dertig uren, terwijl de raadsman van de verdachte pleitte voor vrijspraak. De raadsman betoogde dat niet onomstotelijk kon worden vastgesteld dat de verdachte een valse aangifte had gedaan, en dat er twijfels bestonden over de betrouwbaarheid van getuigenverklaringen.

Het hof heeft echter geoordeeld dat de verdachte op de hoogte was van het feit dat de aangifte onjuist was. Het hof heeft vastgesteld dat de scooter van de verdachte eind 2014 buiten zijn bereik was geraakt en dat hij niet kon menen dat hij nog over de scooter beschikte ten tijde van de aangifte. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal gevolgd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een taakstraf van dertig uren, maar deze straf is voorwaardelijk opgelegd. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de omstandigheden van de zaak en de persoon van de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002714-18
Uitspraak d.d.: 3 september 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 4 mei 2018 met parketnummer 16-005852-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 20 augustus 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot een taakstraf voor de duur van dertig uren, subsidiair vijftien dagen hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman,
mr. O. Bolluyt, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van dertig uren, subsidiair vijftien dagen hechtenis.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 28 januari 2016 te [plaats] aangifte heeft gedaan dat een strafbaar feit is gepleegd (op 5 oktober 2015 met procesnummer 2016029818), door een onbekend gebleven persoon, wetende dat dat strafbare feit niet is gepleegd.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsverweer

De raadsman heeft op de terechtzitting in hoger beroep bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken nu – zakelijk weergegeven – niet onomstotelijk is vast te stellen dat verdachte een valse aangifte van de diefstal van zijn scooter heeft gedaan. Volgens de raadsman trof verdachte, nadat hij post van de RDW omtrent zijn scooter had ontvangen, de scooter niet aan op de plek waar hij deze had achtergelaten. Het is volgens de raadsman maar de vraag in hoeverre de verklaring van [betrokkene 1] (de dochter van [betrokkene 2] ) betrouwbaar is, en verdere informatie om te kunnen vaststellen of en wanneer verdachte als heer en meester over de scooter heeft kunnen beschikken ontbreekt.
Het hof overweegt in verband met dit verweer het volgende.
Het hof stelt vast dat [betrokkene 2] de betreffende scooter eind 2014 samen met [betrokkene 3] met de bedrijfsauto van [betrokkene 3] vanuit een loods aan de [adres] te [plaats] heeft overgebracht naar de woning van [betrokkene 2] . Deze loods had [betrokkene 3] overgenomen van verdachte en in die loods had verdachte tot die overname een bedrijf. Niet alleen [betrokkene 2] heeft hierover verklaard [1] , maar [betrokkene 3] heeft dit tegenover de politie bevestigd [2] . [betrokkene 2] heeft de brommer van verdachte overgenomen als onderdeel van een regeling. Verdachte kon getuige niet betalen voor de door [betrokkene 2] voor verdachte verrichte werkzaamheden. [3]
Onder de omstandigheid dat de scooter eind 2014 buiten het bereik van verdachte is geraakt - en klaarblijkelijk is gebleven - doordat deze naar de woning van [betrokkene 2] is overgebracht, kan het – zonder nadere informatie, die ontbreekt – niet zo zijn dat verdachte op of omstreeks 5 oktober 2015 over deze scooter heeft beschikt. Verdachte moet dat ook hebben geweten. Het is in ieder geval volstrekt onaannemelijk dat hij toen, noch ten tijde van het doen van de onderhavige aangifte, heeft kunnen menen dat dit anders was.
Het hof acht op grond hiervan wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem ten laste gelegde feit heeft gepleegd en verwerpt het verweer.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 28 januari 2016 te [plaats] aangifte heeft gedaan dat een strafbaar feit is gepleegd (op 5 oktober 2015 met procesnummer 2016029818), door een onbekend gebleven persoon, wetende dat dat strafbare feit niet is gepleegd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
aangifte doen dat een strafbaar feit gepleegd is, wetende dat het niet gepleegd is.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft opzettelijk en in strijd met de waarheid aangifte bij de politie gedaan van diefstal. Hij heeft door zijn handelen onnodig beslag gelegd op de opsporingscapaciteit van de politie. Dit is een ernstig feit.
Uit een verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 23 juli 2020 blijkt dat verdachte niet eerder ter zake van soortgelijke strafbare feiten onherroepelijk tot een straf of maatregel is veroordeeld.
Het hof acht, gelet op het voorgaande bezien in onderling verband en samenhang, in beginsel oplegging van de door de politierechter opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde taakstraf passend en geboden. De omstandigheid dat het relatief lang heeft geduurd voordat het in deze op zichzelf genomen niet ingewikkelde zaak tot een uitspraak in hoger beroep komt, maakt dat het hof deze straf geheel voorwaardelijk zal opleggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 188 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. G.A. Versteeg, voorzitter,
mr. M.C. Fuhler en mr. J. Hielkema, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Meester, griffier,
en op 3 september 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer PL0900-2017-136145-16, d.d. 29 juli 2017 in de wettelijke vorm opgemaakt door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (bladzijden 47 tot en met 50 van het politiedossier).
2.Proces-verbaal van verhoor getuige met nummer PL0900-2017-136145-17, d.d. 14 september 2017 in de wettelijke vorm opgemaakt door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (bladzijden 26 en 27 van het politiedossier).
3.Proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 2] , afgelegd op 23 september 2019 bij de rechter-commissaris.