ECLI:NL:GHARL:2020:7403
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing ontnemingsvordering wegens gebrek aan financieel voordeel uit bewezenverklaard handelen in strijd met de Opiumwet
In deze ontnemingszaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, ingesteld tegen een betrokkene die eerder was veroordeeld voor het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De advocaat-generaal had een vordering tot ontneming van €9.820,38 ingediend, maar het hof heeft vastgesteld dat uit het strafdossier en de behandeling ter terechtzitting niet is gebleken dat de betrokkene financieel voordeel heeft genoten uit het bewezenverklaarde handelen. Hierdoor heeft het hof de vordering tot ontneming afgewezen.
Het hof heeft de beslissing van de politierechter vernietigd en opnieuw rechtgedaan. De betrokkene had hoger beroep ingesteld tegen de eerdere beslissing van de politierechter, die op 6 oktober 2017 had geoordeeld over de vordering ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. Tijdens de zitting op 2 september 2020 heeft het hof de zaak behandeld, waarbij de advocaat-generaal en de raadsman van de betrokkene hun standpunten hebben toegelicht. Het hof heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is voor het financieel voordeel, wat heeft geleid tot de afwijzing van de ontnemingsvordering.
De uitspraak van het hof benadrukt het belang van bewijsvoering in ontnemingszaken en de noodzaak om aan te tonen dat er daadwerkelijk financieel voordeel is genoten uit strafbare feiten. De beslissing is genomen door de meervoudige kamer voor strafzaken, met mr. W. Foppen als voorzitter, en is openbaar uitgesproken.