Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.De procedure in eerste aanleg
2.De procedure in hoger beroep
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 4 september 2019;
- het verweerschrift met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Oosterhof van 11 oktober 2019 met productie(s).
2.3 Het hof heeft kennisgenomen van de nadere schriftelijke uitlatingen van partijen, beide ingekomen bij het hof op 2 juni 2020 gevoegd bij journaalberichten van 29 mei 2020. Het hof heeft tevens kennisgenomen van het journaalbericht van mr. Oosterhof van 14 mei 2020 met productie(s) omdat mr. Koolmees daar op heeft gereageerd in haar akte van uitlating.
3.De vaststaande feiten
toekomstige alimentatietermijnen en zijn in dit verband overeengekomen:
B. De man zal met ingang van 1 januari 2014 een maandelijkse bijdrage in de kosten van
verzorging en opvoeding van zijn dochters leveren ad € 1.100,- per kind per maand alsmede in
de kosten van levensonderhoud van de vrouw ad € 1.300,- per maand.
die is opgebouwd in de periode tussen 1 januari 2014 en datum ondertekening convenant
ineens op haar rekening gestort krijgen.
zijn dat de alimentatieverplichting ten aanzien van de vrouw zal eindigen uiterlijk 12 jaar nadat
de eerste termijn is voldaan. Gelet op het feit dat de man de eerste termijn op 01 januari 2010
heeft voldaan eindigt zijn verplichting ten aanzien van de vrouw op 01 januari 2022. Mocht de
vrouw in de tussenliggende periode gaan samenwonen als ware zij gehuwd en de situatie zoals
beschreven in artikel 1:160 BW zich voordoet zal de man direct ontheven zijn van zijn
verplichtingen jegens de vrouw.
aanzien van de achterstand overeengekomen dat de man ter delging van zijn schuld een
bedrag ter grootte van € 56.000,- aan de vrouw zal voldoen en de resterende achterstand door
de vrouw aan de man wordt kwijt gescholden. De man is daarbij niet gehouden wettelijke
rente te voldoen. Op het moment dat de man zich niet zal houden aan de afspraken zoals in
deze vaststellingsovereenkomst vastgelegd zal de overeengekomen
gewijzigde omstandigheden die buiten de invloedsfeer van de man liggen.
maandelijks een bedrag ad € 2.000,- aan de vrouw over te maken onder de noemer
“achterstallige kinderalimentatie”. De man zal derhalve gedurende 28 maanden deze extra
storting ter grootte van € 2.000,- voldoen.
(..)"
primair:
de periode van 3 maart 2010 tot 5 mei 2015 in die zin dat de door partijen gemaakte
afspraken in de vaststellingsovereenkomst gelden en dat de partneralimentatie met
ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift, dan wel met ingang van
een door de rechtbank te bepalen datum, op nihil wordt gesteld.
III. de vaststellingsovereenkomst van 5 mei 2015 in de beschikking op te nemen en de
man te veroordelen tot naleving ervan;
vrouw dient te voldoen binnen één maand na het geven van de beschikking;
9 april 2019) € 2.774,- bedraagt en te bepalen dat de man dit bedrag binnen één maand
na het wijzen van de beschikking aan de vrouw dient te voldoen;
vaststellingsovereenkomst deel uitmaakt van de beschikking;
één maand na de datum van deze beschikking;
2014 tot 9 april 2019 een bedrag van € 2.774,- bedraagt;
partneralimentatie van € 2.774,- binnen één maand na het wijzen van de beschikking
aan de vrouw dient te voldoen;
inachtneming van hetgeen onder 4.10 is overwogen;
4.Het geschil
5.De overwegingen voor de beslissing
(wijze van) betaling van de achterstand van € 13.000,- over 2014 zodat de vrouw zich niet meer mag beroepen op de bepaling onder F. Het hof overweegt hierover dat de niet-nakoming niet alleen de betaling van die € 13.000,- betrof maar ook de reguliere maandelijkse alimentatiebijdragen. Gelet op de betwisting door de vrouw heeft de man overigens onvoldoende onderbouwd dat partijen zijn overeengekomen om tijdens onderhandelingen over achterstallige betalingen van de man de bepaling onder F in de vaststellingsovereenkomst buiten werking te stellen.