ECLI:NL:GHARL:2020:7701

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 september 2020
Publicatiedatum
25 september 2020
Zaaknummer
21-004819-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging en belediging van een buitengewoon opsporingsambtenaar

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en belediging van een ambtenaar. De feiten dateren van 4 september 2017, toen de verdachte een buitengewoon opsporingsambtenaar bedreigde met de woorden "Ik schiet je dood" en hem beledigde door te zeggen "Kankerlijer, je kan kanker krijgen". De politierechter had eerder een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 week opgelegd met een proeftijd van 2 jaren, evenals een schadevergoeding van € 200,- aan de benadeelde partij.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd omdat het vonnis niet voldeed aan de wettelijke vereisten. Na heroverweging van de zaak heeft het hof de verdachte opnieuw veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 week met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van € 200,- toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte eerder onherroepelijk voor strafbare feiten is veroordeeld en dat er sprake is van een hoog recidiverisico. Ondanks de problematiek van de verdachte, waaronder psychische problemen en een gebrek aan samenwerking met reclassering, heeft het hof besloten om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, maar te volstaan met de voorwaardelijke straf.

De uitspraak benadrukt de ernst van de bedreiging en belediging van ambtenaren in functie en de noodzaak van een passende straf, rekening houdend met de omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft de wettelijke voorschriften toegepast zoals deze golden ten tijde van het bewezenverklaarde en heeft de beslissing op een zorgvuldige wijze gemotiveerd.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004819-18
Uitspraak d.d.: 21 september 2020
VERSTEK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 15 februari 2018 met parketnummer 16-172077-17 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 7 september 2020.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van
1 week met een proeftijd van 2 jaren en toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 200,-, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 week met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] toegewezen tot een bedrag van € 200,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 september 2017 en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het vonnis op de voet van artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering is aangetekend en daarom niet de wettelijk voorgeschreven vermeldingen bevat.
Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 4 september 2017 te [plaats] buitengewoon opsporingsambtenaar [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [benadeelde] dreigend de woorden toe te voegen "Ik schiet je dood" en/of "Ik schiet je neer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 4 september 2017 te [plaats] opzettelijk een buitengewoon opsporingsambtenaar, te weten [benadeelde] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn/haar tegenwoordigheid en in het openbaar, mondeling heeft beledigd, door hem/haar de woorden toe te voegen “Kankerlijer, je kan kanker krijgen”, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 4 september 2017 te [plaats] buitengewoon opsporingsambtenaar [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [benadeelde] dreigend de woorden toe te voegen "Ik schiet je dood";
2.
hij op 4 september 2017 te [plaats] opzettelijk een buitengewoon opsporingsambtenaar, te weten [benadeelde] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid en in het openbaar, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen “Kankerlijer, je kan kanker krijgen”, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging en belediging van een buitengewoon opsporingsambtenaar. Verdachte heeft daarmee de ambtenaar angst berokkend, hem in zijn goede naam en eer aangetast en blijk gegeven van een gebrek aan respect jegens deze ambtenaar.
Uit het de verdachte betreffende uittreksel justitiële documentatie d.d. 6 augustus 2020 blijkt dat hij eerder onherroepelijk voor strafbare feiten is veroordeeld.
Verder heeft het hof kennis genomen van de inhoud van een reclasseringsadvies van 5 maart 2019. De reclassering schat het recidiverisico als hoog in en stelt vast dat sprake is van een toenemende delict-frequentie en het veroorzaken van overlast. Verder spelen er bij verdachte problemen op het gebied van huisvesting, werk/dagbesteding, financiën, psychisch functioneren, verslaving en zijn houding ten opzichte van het accepteren van hulpverlening. Hierdoor wordt het werken aan gedragsverandering ernstig bemoeilijkt.
De reclassering komt tot de conclusie dat verdachte (nagenoeg) geen responsiviteit op het reclasseringstoezicht toont en dat er geen contact met hem mogelijk is. Hij komt de afspraken in het kader van de meldplicht niet na en heeft niet meegewerkt aan verdiepingsdiagnostiek, een ambulante behandeling en onderhavig reclasseringsadvies. Om recidive te voorkomen zou betrokkene klinisch behandeld moeten worden voor zijn problematiek, echter lukt het tot op heden niet om dit te bewerkstelligen zodat betrokkene in aanraking blijft komen met politie en justitie.
Uit het reclasseringsrapport blijkt verder dat er op 12 februari 2019 in het kader van Persoonsgerichte Aanpak (PGA) in de gemeente [gemeente] overleg is geweest met de verschillende betrokken instanties. Op 11 februari 2019 heeft betrokkene een In Bewaringstelling (IBS) opgelegd gekregen vanwege verward gedrag. Verdachte heeft in het verleden vaker een BOPZ-maatregel gekregen die niet heeft geleid tot blijvende gedragsverandering. In het behandelingsplan van GGZ Centraal d.d. 19 februari 2019 staat: "Het betreft een 29-jarige man, zeer zorgmijdend, in beeld bij persoonsgebonden aanpak gemeente [gemeente] , bekend met schizofrenie en ernstige stoornis in cannabis gebruik, nu opgenomen (in eerste instantie vrijwillig, na enkele dagen met IBS) in verband met toenemend verward en agressief gedrag in het kader van psychose bij de bekende schizofrenie, geluxeerd door problemen in contact met moeder die hem ook uit woning heeft gezet en onderhouden door het cannabisgebruik."
De advocaat-generaal heeft naar voren gebracht dat tot 13 maart 2020 een zorgmachtiging heeft gelopen en dat aldus op dit moment geen sprake is van een verplicht zorgkader ten aanzien van verdachte. Daarnaast lijkt het patroon van het plegen van winkeldiefstallen en vernielingen sinds 2018 doorbroken te zijn en was de laatste veroordeling van verdachte in juni 2019.
Het hof ziet geen aanleiding om in deze aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en acht de oplegging van een taakstraf evenmin aan de orde.
Daarom zal, ondanks hetgeen de reclassering omtrent de houding van verdachte ten opzichte van eerder reclasseringstoezicht heeft gerapporteerd, worden volstaan met de oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 week met een proeftijd van 2 jaren. Daaraan zullen geen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 200,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63, 266, 267 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) week.

Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 200,00 (tweehonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 200,00 (tweehonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 4 (vier) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op
4 september 2017.
Aldus gewezen door
mr. L.J. Bosch, voorzitter,
mr. W. Foppen en mr. R.R.H. Laurens, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C.A. Verstraaten, griffier,
en op 21 september 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. R.R.H. Laurens is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.