ECLI:NL:GHARL:2020:7707

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 september 2020
Publicatiedatum
25 september 2020
Zaaknummer
Wahv 200.242.666/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Wijma
  • mr. Wijmenga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) en de niet-ontvankelijkheid van het beroep

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam, die op 28 juni 2018 een beroep van de betrokkene tegen een beschikking van de officier van justitie ongegrond verklaarde. De betrokkene, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde F.R. Eggink, heeft hoger beroep ingesteld en verzocht om een proceskostenvergoeding. De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend, maar de gemachtigde heeft het beroep schriftelijk nader toegelicht. De advocaat-generaal heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om hierop te reageren.

Het hof heeft vastgesteld dat de officier van justitie het beroep tegen de inleidende beschikking niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat het beroepschrift geen gronden bevatte. De kantonrechter heeft deze beslissing bevestigd. De gemachtigde van de betrokkene heeft echter aangevoerd dat er geen behoorlijke gelegenheid is geboden om het verzuim te herstellen, aangezien enkel is medegedeeld dat gronden tijdens de hoorzitting konden worden aangevuld. Het hof oordeelt dat dit niet voldoende is en dat de officier van justitie het beroep niet niet-ontvankelijk had mogen verklaren.

Het hof vernietigt daarom de beslissing van de kantonrechter en de beslissing van de officier van justitie. Vervolgens wordt het beroep tegen de inleidende beschikking beoordeeld. De betrokkene is als kentekenhouder een sanctie opgelegd van € 230,- voor het niet stoppen voor een rood verkeerslicht. De gemachtigde heeft betoogd dat de beschikking onterecht is opgelegd, omdat de betrokkene niet door rood zou zijn gereden. Het hof concludeert echter dat de betrokkene niet is gestopt voor het rode verkeerslicht, en verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond. Het verzoek om vergoeding van proceskosten wordt afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: Wahv 200.242.666/01
CJIB-nummer
: 209667163
Uitspraak d.d.
: 25 september 2020
Arrestop het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam van 28 juni 2018, betreffende

[de betrokkene] (hierna: de betrokkene),

wonende te [A] .
De gemachtigde van de betrokkene is F.R. Eggink, kantoorhoudende te Almelo.

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is afgewezen.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft het beroep schriftelijk nader toegelicht.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen daarop te reageren. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

De beoordeling

1. De officier van justitie heeft het beroep tegen de inleidende beschikking kennelijk niet-ontvankelijk verklaard omdat in het beroepschrift niet is uitgelegd waarom de betrokkene het niet eens is met de beschikking. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de officier van justitie juist heeft beslist.
2. De gemachtigde van de betrokkene voert onder meer aan dat er geen mogelijkheid tot herstel van verzuim door de officier van justitie is geboden. Enkel aangeven dat tijdens de hoorzitting de gronden aangevuld kunnen worden voldoet niet. Bovendien is de gemachtigde niet op de hoogte van de brief die de officier van justitie op 20 december 2017 zou hebben verstuurd. Dat er is getekend voor ontvangst, wil niet zeggen dat de gemachtigde heeft getekend. Het is ook niet zijn handtekening. Aangezien de gemachtigde alleen woont en kantoor aan huis heeft, is hij de enige die voor ontvangst zou kunnen tekenen. De brief is niet bij hem afgeleverd.
3. Het hof stelt vast de het administratief beroepschrift geen gronden bevat. Dit betreft een verzuim in de zin van artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Uit het dossier blijkt niet dat de gemachtigde in de gelegenheid is gesteld om de gronden van het beroep in te dienen door middel van een brief waarin wordt gewezen op een mogelijke niet-ontvankelijkverklaring bij het niet herstellen van het verzuim. Enkel aangeven dat de gronden tijdens de hoorzitting kunnen worden aangevoerd, is niet voldoende. Daarom is niet voldaan aan het bepaalde in artikel 6:6 van de Awb en mocht de officier van justitie het beroep niet niet-ontvankelijk verklaren wegens het ontbreken van gronden. De kantonrechter heeft dit miskend. Het hof zal daarom de beslissing van de kantonrechter vernietigen en, met gegrondverklaring van het beroep daartegen, ook de beslissing van de officier van justitie vernietigen. Vervolgens staat het beroep tegen de inleidende beschikking ter beoordeling.
4. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 230,- voor: “niet stoppen voor rood licht: driekleurig verkeerslicht”. Deze gedraging zou zijn verricht op 30 juli 2017 om 16.46 uur op de S102 Basisweg in Amsterdam met het voertuig met het kenteken [00-YY-YY] .
5. De gemachtigde voert aan dat de betrokkene weliswaar over de stopstreep staat, maar dat wil niet direct zeggen dat hij door rood is gereden. De beschikking is dus foutief opgelegd. Subsidiair wordt verzocht om de beschikking te veranderen naar “niet stoppen voor de stopstreep”. Daarnaast blijkt uit het zaakoverzicht niet of er sprake is van een lus- of radarmeting omdat in het zaakoverzicht staat dat het voertuig de radardetectie
ofde lus activeert. Verder staat in het zaakoverzicht dat het radarapparatuur betreft. Die moet dan wel geijkt zijn. Ook staat in het zaakoverzicht dat de tweede foto circa een seconde later is genomen, terwijl uit de foto’s blijkt dat de intervaltijd 0,44 seconden is. De intervaltijd is een ingestelde tijd tussen de twee foto’s, en niet zoals de advocaat-generaal stelt elke keer anders. Met dit soort fouten wordt het zaakoverzicht er niet betrouwbaarder op. Daar kan dan ook niet van worden uitgegaan en daarom met de gehele sanctie vernietigd worden.
6. Een daartoe aangewezen ambtenaar kan op grond van artikel 3, tweede lid, van de Wahv een administratieve sanctie opleggen voor een gedraging die door deze ambtenaar zelf of op geautomatiseerde wijze is vastgesteld. Dat de gedraging is verricht, moet voldoende blijken uit de beschikbare gegevens. Of van de juistheid van deze gegevens kan worden uitgegaan, is ervan afhankelijk of de betrokkene argumenten heeft aangevoerd die leiden tot twijfel aan de juistheid van (delen van) die gegevens dan wel het dossier daar aanleiding toe geeft.
7. Zoals het hof heeft overwogen in het arrest van 23 december 2019, gepubliceerd op rechtspraak.nl onder ECLI:NL:GHARL:2019:10797, is het bestaan van de bevoegdheid van de betreffende ambtenaar ten tijde van het opleggen van de sanctie het uitgangspunt. Dit is slechts anders indien hetgeen wordt aangevoerd gerede twijfel doet ontstaan omtrent de bevoegdheid van de ambtenaar. Dat de gemachtigde het beëdigingsformulier van de ambtenaar en een mandaatbesluit niet heeft kunnen achterhalen, doet een dergelijke twijfel niet ontstaan.
8. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld en daarnaast onder meer de volgende gegevens:
“De overtreding is met roodlichtapparatuur geautomatiseerd op twee digitale foto’s vastgelegd.
Foto 1: het betreffende voertuig activeert de radardetectie of de lus achter de stopstreep van het rode verkeerslicht. Op het moment van constatering brandde het rode licht reeds 1,1 seconden.
Foto 2: circa een seconde later. Op foto 2 is duidelijk te zien dat het voertuig verder is gereden. De tijdsduur van de geellichtfase is op de foto vermeld. (…)
De overtreding werd geautomatiseerd vastgelegd door middel van goedgekeurde radarapparatuur welke is gemonteerd in een flitspaal.”
9. Verder bevat het dossier twee foto’s van de gedraging. Op de eerste foto is te zien dat het voertuig met voornoemd kenteken zich met de achterwielen ter hoogte van de stopstreep bevindt. Op de tweede foto is te zien dat het voertuig verder is gereden en zich met de voorkant vlak voor de verkeerslicht bevindt. Op beide foto’s is te zien dat het verkeerslicht rood licht uitstraalt.
Uit de databalk blijkt dat het licht op de eerste foto 1,1 seconden en op de tweede foto 1,5 seconden rood licht had uitgestraald. De intervaltijd is 0,440 seconden. De aangegeven snelheid is 59 km/h. Verder bevat het dossier een ijkrapport van de detectorsnelheidsmeter en een locatieverklaring van de betreffende apparatuur.
10. De bezwaren die de gemachtigde opwerpt over de inhoud van het zaakoverzicht leiden niet tot vernietiging van de inleidende beschikking. Uit de brief van de gemachtigde volgt dat het voor hem duidelijk is op welke wijze de constatering van de gedraging heeft plaatsgevonden. Met de gemachtigde is het hof van oordeel dat een meer specifieke beschrijving duidelijker was geweest doch tot vernietiging van de inleidende beschikking hoeft dat niet te leiden. De gemachtigde is in het bezit van de foto en leidt daar zelf uit af dat er sprake is van lusdetectie. De informatie - in de vorm van een locatieverklaring - was overigens door de advocaat-generaal ook in het geding gebracht, zodat over de wijze van vaststelling geen onduidelijkheid bestond.
11. Wat de gemachtigde heeft aangevoerd geeft geen aanleiding om te twijfelen aan de gegevens in het dossier. Op basis van het samenstel van de foto’s en de gegevens in het dossier stelt het hof vast dat de betrokkene niet is gestopt voor het rode verkeerslicht. Daarom zal het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond worden verklaard.

De beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt die beslissing;
verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond;
wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Wijmenga als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken. De griffier is verhinderd te ondertekenen.