ECLI:NL:GHARL:2020:8008

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 oktober 2020
Publicatiedatum
5 oktober 2020
Zaaknummer
200.281.368
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van vonnis tot weigering van de schone lei in schuldsanering wegens tekortkomingen in sollicitatieplicht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van de schone lei voor appellante, die in een schuldsaneringsregeling zat. De rechtbank Midden-Nederland had op 23 juli 2020 geoordeeld dat appellante toerekenbaar tekortgeschoten was in de nakoming van haar verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling, met name de sollicitatieplicht. Appellante had verzocht om verlenging van de schuldsaneringsregeling, maar de rechtbank weigerde dit en verleende haar geen schone lei.

Appellante, geboren in 1963, had eerder verzoeken tot ontheffing van de sollicitatieplicht ingediend, die waren afgewezen. Ondanks een operatie in 2018 en tijdelijke vrijstelling van de sollicitatieplicht, had zij niet voldoende actie ondernomen om aan haar verplichtingen te voldoen. Het hof oordeelde dat appellante ernstig tekortgeschoten was in haar sollicitatieplicht, wat een kernverplichting is binnen de schuldsaneringsregeling. Het hof concludeerde dat er onvoldoende perspectief was op verbetering van haar situatie en dat de hulp die zij had ingeroepen niet toereikend was.

Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en wees het verzoek van appellante af om de duur van haar schuldsaneringsregeling te verlengen. De tekortkomingen van appellante waren ernstig en toerekenbaar, en er was geen reden om de schone lei te verlenen. Het hof benadrukte dat appellante zelf verantwoordelijk was voor het naleven van haar verplichtingen en dat er geen vertrouwen was dat zij in de toekomst aan deze verplichtingen zou voldoen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof: 200.281.368
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht: C/16/17/454 R)
arrest van 5 oktober 2020
in de zaak van
[appellante],
wonende te [A] ,
appellante, hierna: [appellante] ,
advocaat: mr. M.R.E. Makkinje.

1.Het geding in eerste aanleg

1.1
Bij vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht (hierna: de
rechtbank), van 14 juli 2017 is, op verzoek van [appellante] , de wettelijke schuldsanerings-regeling op haar van toepassing verklaard.
1.2
Bij vonnis van de rechtbank van 23 juli 2020 is vastgesteld dat [appellante]
toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de uit haar schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. De rechtbank heeft de toepassing van die regeling beëindigd zonder aan [appellante] de schone lei te verlenen. Het hof verwijst naar dat vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij ter griffie van het hof op 30 juli 2020 ingekomen verzoekschrift is [appellante] in hoger beroep gekomen van het vonnis van 23 juli 2020. [appellante] verzoekt het hof dat vonnis te vernietigen en, opnieuw recht doende, te bepalen dat de schuldsaneringsregeling met twee jaar, althans met een door het hof als juist te achten termijn, wordt verlengd.
2.2
Het hof heeft kennisgenomen van het verzoekschrift met bijlagen en de brief met bijlagen van 21 september 2020 van de bewindvoerder, [B] .
2.3
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 28 september 2020. [appellante] is verschenen, bijgestaan door mr. Makkinje. De bewindvoerder is eveneens verschenen.

3.3. De motivering van de beslissing in hoger beroep

3.1
[appellante] , geboren [in] 1963, woont samen met een meerderjarige dochter en een zoon met een lichte verstandelijke beperking.
Op 19 augustus 2017 en op 6 november 2017 heeft [appellante] een verzoek tot (gedeeltelijke) ontheffing van de sollicitatieplicht ingediend bij de rechter-commissaris. Beide verzoeken zijn afgewezen.
Op 3 augustus 2018 is [appellante] geopereerd. In verband daarmee is zij in de maanden augustus 2018 en september 2018 vrijgesteld van de sollicitatieplicht. In december 2019 en januari 2020 heeft zij fulltime gewerkt. Als gevolg van de Corona-uitbraak zijn tot de wettelijke schuldsaneringsregeling toegelaten sanieten op grond van een door de Recofa uitgevaardigde circulaire van 25 maart 2020 tot 1 juni 2020 ontheven van hun sollicitatie-plicht. Dit gold dus ook voor [appellante] .
heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat zij voor haar depressieve klachten en hartkloppingen onder behandeling staat van een psycholoog.
3.2
De rechtbank heeft [appellante] de schone lei onthouden, omdat zij: i. is tekortgeschoten in de nakoming van de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende sollicitatieplicht, ii. een nieuwe en gelet op haar afloscapaciteit bovenmatige schuld aan haar verhuurder van € 2.142,29 heeft laten ontstaan en iii. een achterstand in de boedelafdracht heeft laten ontstaan van in totaal € 1.119,75.
Voor een verlenging van de regeling van [appellante] zag de rechtbank op grond van het hierna volgende geen reden. [appellante] is verschillende keren door zowel de rechtbank, de rechter-commissaris en de bewindvoerder gewezen op de wijze waarop zij haar verplichtingen moet nakomen. Het is vervolgens aan [appellante] om de regeling tot een goed einde te brengen.
Dit heeft zij niet gedaan, althans hiervoor heeft zij niet aantoonbaar voldoende haar best gedaan. Uit niets blijkt dat [appellante] zich tijdens een verlenging van de regeling wel zal houden aan haar verplichtingen. De zeer recent bij haar buurvrouw ingeroepen hulp komt helaas te laat voor [appellante] , aldus de rechtbank.
3.3
Het hof oordeelt als volgt. Niet in debat is dat [appellante] vanaf het moment waarop zij tot de schuldsaneringsregeling werd toegelaten is gewezen op haar verplichting om fulltime te solliciteren. Toen al snel na haar toelating duidelijk werd dat zij niet aan haar sollicitatieplicht voldeed, is zij hierop vaak en in duidelijke bewoordingen door de bewind-voerder gewezen; ook heeft op 23 mei 2019 op de rechtbank een gesprek plaatsgevonden met een gerechtssecretaris die dit op verzoek van de rechter-commissaris met [appellante] voerde in aanwezigheid van de bewindvoerder, waar de sollicitatieplicht ook weer uitgebreid is besproken. Het sollicitatieverzuim omvat volgens de niet weersproken stelling van de bewindvoerder een periode van in totaal 22 maanden.
Indien [appellante] zich door haar medische en/of persoonlijke situatie tijdens de schuldsaneringsregeling niet in staat achtte te solliciteren, had zij een met actuele medische gegevens onderbouwd (nieuw) verzoek tot ontheffing van die verplichting bij de bewind-voerder of de rechter-commissaris moeten indienen. Hoewel de bewindvoerder haar bij herhaling op deze mogelijkheid heeft gewezen, heeft [appellante] na twee afwijzingen in augustus en november 2017 geen hernieuwd verzoek gedaan. In verband met haar operatie is [appellante] voor augustus en september 2018 vrijgesteld van haar sollicitatieplicht, maar toen zij aan de bewindvoerder liet weten dat volledig herstel langer zou duren heeft zij, ondanks dat de bewindvoerder haar daarom heeft gevraagd, geen gegevens of medische documentatie aangeleverd die een eventueel verzoek om ontheffing door de rechter-commissaris succesvol zouden hebben kunnen onderbouwen.
Omdat ook in hoger beroep dergelijke gegevens niet zijn overgelegd - de enkele verklaring van 19 juni 2020 van de huisarts van [appellante] is ontoereikend -, is ook het hof van oordeel dat [appellante] is tekortgeschoten in de nakoming van haar sollicitatieplicht. Deze tekortkoming is [appellante] ook toe te rekenen. Het lag op haar weg om in de situatie waarin zij structureel in verzuim bleef zodanige hulp in te roepen waardoor zij wel in staat zou zijn om aan haar sollicitatieplicht te voldoen. De hulp die [appellante] tot dusver heeft ingeroepen, te weten van de heer [C] van de gemeente Amersfoort die volgens de verklaring van [appellante] vacatures voor haar uitzoekt en deze naar haar doorstuurt, en van een buurvrouw, heeft er in elk geval niet toe geleid dat [appellante] volgens de voor haar geldende regels is gaan solliciteren: niet alleen heeft [appellante] niet vier keer per maand gesolliciteerd, maar de bewindvoerder heeft onweersproken gesteld dat bijna alle door [appellante] aan haar doorgestuurde sollicitaties niet worden voorzien van vacatureteksten en/of de sollicitaties, zodat zij niet kan beoordelen of [appellante] daadwerkelijk heeft gesolliciteerd.
3.4
Het voorgaande leidt het hof tot het oordeel dat [appellante] ernstig en toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de uit haar schuldsaneringsregeling voortvloeiende sollicitatieplicht, een kernverplichting van de wettelijke schuldsaneringsregeling. Er is geen sprake van dat deze tekortkoming op de voet van artikel 354 lid 2 van de Faillissementswet wegens haar bijzondere aard of geringe betekenis buiten beschouwing kan blijven. Reeds op die grond heeft de rechtbank kunnen oordelen dat [appellante] de schone lei moet worden onthouden.
3.5
Het hof wijst het verzoek van [appellante] af om de duur van haar schuldsanerings-regeling met de maximum duur van twee jaar, althans met een in goede justitie te bepalen termijn te verlengen om haar alsnog in staat te stellen haar regeling met een schone lei af te sluiten. Hierbij neemt het hof, naast de ernst van de tekortkoming, ook in aanmerking dat het op grond van de stukken en van hetgeen ter zitting in hoger beroep door en namens [appellante] naar voren is gebracht, onvoldoende perspectief ziet op verbetering van het gedrag van [appellante] als het gaat om de correcte uitvoering van haar sollicitatieplicht. Daarbij betrekt het hof het gegeven dat [appellante] in de periode na beëindiging van de schuldsanering, in afwachting van het hoger beroep, in juli/augustus 2020 weliswaar sollicitatie-activiteiten heeft ontplooid maar dat deze activiteiten onvoldoende zijn (zowel wat omvang als kwaliteit betreft) om als een nakomen van de maandelijkse sollicitatieplicht te kunnen gelden. Daarmee is er onvoldoende vertrouwen dat [appellante] bij een eventuele verlenging zal kunnen voldoen aan de sollicitatieplicht. De hulp die [appellante] tot nu toe heeft ingeroepen is, zoals hiervoor al is vastgesteld, ontoereikend gebleken en [appellante] heeft niet inzichtelijk gemaakt dat zij nu of op heel korte termijn wel over de benodigde (extra) hulp zal beschikken bij haar inspanningen om betaald werk te verkrijgen. Dat zij per 1 oktober 2020 in budgetbeheer bij Stadsring51 gaat is op zichzelf positief, maar draagt niet bij aan een oplossing voor het structureel gebleken sollicitatieverzuim. Dit beheer ziet immers op begeleiding in financiële zin en niet op begeleiding bij de nakoming van de sollicitatieplicht.
3.6
De in hoger beroep aangevoerde gronden treffen geen doel. Het vonnis van 23 juli 2020 zal worden bekrachtigd.

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 23 juli 2020.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.C. Frankena, I. Brand en J.G.B. Pikkemaat, en is op
5 oktober 2020 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.