Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van twee minderjarige kinderen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2], van de moeder, die in hoger beroep is gekomen tegen een eerdere beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel. De moeder verzocht het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en de uithuisplaatsing van de kinderen af te wijzen, of in ieder geval om voorwaarden te stellen voor een terugplaatsing. De GI, de gecertificeerde instelling, heeft verweer gevoerd en verzocht om bekrachtiging van de eerdere beschikking.
De feiten van de zaak tonen aan dat de moeder alleen belast is met het gezag over de kinderen en dat er eerder al ondertoezichtstellingen en uithuisplaatsingen hebben plaatsgevonden. De kinderrechter had eerder geoordeeld dat de uithuisplaatsing noodzakelijk was voor de verzorging en opvoeding van de kinderen. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep is de moeder niet verschenen, maar haar advocaat heeft haar belangen behartigd. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder niet aan de voorwaarden heeft voldaan die eerder door de kinderrechter zijn gesteld voor een mogelijke terugplaatsing van de kinderen.
Het hof heeft geconcludeerd dat de continuïteit en veiligheid van de opvoeding van de kinderen in de pleeggezinnen gewaarborgd moet blijven. De moeder heeft onvoldoende aangetoond dat zij in staat is om een veilige en stabiele opvoedsituatie te bieden. Daarom heeft het hof de bestreden beschikking van de kinderrechter bekrachtigd en het verzoek van de moeder afgewezen. De beslissing van het hof benadrukt het belang van de kinderen en de noodzaak van een veilige opvoeding.