Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
1. Het geding in eerste aanleg
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de ondertoezichtstelling van twee minderjarige kinderen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft de bestreden beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland aangevochten, waarin de ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] werd verlengd en een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige2] werd verleend. De moeder verzocht om de ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] te beëindigen en de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige2] te vernietigen.
Het hof heeft vastgesteld dat de ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] niet langer noodzakelijk was, gezien de positieve ontwikkelingen in de opvoedsituatie en de samenwerking tussen de ouders. De zorgen die eerder bestonden, waren grotendeels weggenomen. De ouders hebben stappen gezet in hun communicatie en samenwerking, wat heeft geleid tot een verbetering in de situatie van [de minderjarige1].
Wat betreft [de minderjarige2] oordeelde het hof dat de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk bleef, gezien de eerdere zorgen over haar welzijn en ontwikkeling. Ondanks dat de moeder het niet eens was met de volledige uithuisplaatsing, was het hof van mening dat deze maatregel in het belang van [de minderjarige2] was, vooral gezien haar positieve ontwikkeling in de instelling waar zij verbleef. Het hof heeft de bestreden beschikking gedeeltelijk vernietigd en de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige2] bekrachtigd.