ECLI:NL:GHARL:2020:8479

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 oktober 2020
Publicatiedatum
20 oktober 2020
Zaaknummer
21-006547-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen poging gekwalificeerde doodslag en diefstal met geweld in vereniging

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte is veroordeeld voor het medeplegen van een poging tot gekwalificeerde doodslag en diefstal met geweld in vereniging. De feiten vonden plaats op 17 november 2011, toen de verdachte samen met een mededader een oud ijzerhandelaar overviel en hem beroofde van een aktetas met daarin ongeveer € 50.000. Tijdens de overval werd het slachtoffer met een honkbalknuppel geslagen en meerdere keren op hem geschoten, waarbij hij gewond raakte. Het hof heeft vastgesteld dat er DNA-sporen van de verdachte zijn aangetroffen op de plaats delict, waaronder op een mes en de portiergreep van het voertuig van het slachtoffer. De verdachte heeft ontkend de feiten te hebben gepleegd, maar het hof oordeelde dat het bewijs, waaronder de DNA-sporen, voldoende was om de verdachte schuldig te verklaren. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaar, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer voor de geleden schade.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006547-19
Uitspraak d.d.: 20 oktober 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 6 december 2019 met parketnummer 08-124519-19 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
thans verblijvende in [detentie] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 26 mei 2020, 12 augustus 2020 en 6 oktober 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. R. Oude Breuil, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Verdachte is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien jaar voor een poging tot het medeplegen van doodslag, voorafgegaan van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit gemakkelijk te maken en het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewezenverklaring komt en zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep - tenlastegelegd dat:
Feit 1 primair
hij op of omstreeks 17 november 2011, in de gemeente Enschede, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [benadeelde 1] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, -met een (honkbal)knuppel, althans een lang en/of hard voorwerp op het hoofd en lichaam heeft/hebben geslagen en/of -met een vuurwapen op het lichaam van die [benadeelde 1] heeft/hebben geschoten (waarbij die [benadeelde 1] door een kogel in de lies werd getroffen terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke vorenomschreven poging tot doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten een diefstal met geweld in vereniging gepleegd, op de openbare weg van een aktetas (met daarin 50.000 euro, althans een zeer groot geldbedrag), gepleegd tegen genoemde [benadeelde 1] , welke poging tot doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan andere deelnemer(s) aan dat feit straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
Feit 1 subsidiair
hij op of omstreeks 17 november 2011, in de gemeente Enschede, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon, genaamd [benadeelde 1] van het leven te beroven, met dat opzet (meermalen) met een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op/in de richting van die [benadeelde 1] heeft/hebben geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2
hij op of omstreeks 17 november 2011, in de gemeente Enschede, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op/aan de openbare weg, te weten op/aan/nabij de [naam straat] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (een aktetas met daarin) 50.000 euro, althans een (zeer) (grote) hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [benadeelde 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s):
- voorzien van een geheel of gedeeltelijk over/voor zijn/hun hoofd/gezicht getrokken capuchon/muts en/of sjaal/doek, althans (in ieder geval) voorzien van (een) geheel of gedeeltelijk bedekt(e) gezicht(en) zich naar/in de richting van die [benadeelde 1] (welke zich op dat moment naast/in de nabijheid van zijn (personen)auto bevond) heeft/hebben begeven,
- ( (vervolgens) (daarbij) een (honkbal)knuppel, althans een lang en/of hard voorwerp aan die [benadeelde 1] heeft/hebben getoond en/of (daarbij) iets (onverstaanbaars) in de richting van die [benadeelde 1] heeft/hebben geroepen/geschreeuwd,
- ( (vervolgens) met die (honkbal)knuppel, althans met dat lange en/of harde voorwerp die [benadeelde 1] (meermalen) in/op/tegen het hoofd/gezicht en/of (elders) op/tegen het lichaam heeft/hebben geslagen (waarbij die [benadeelde 1] zich hevig heeft verweerd/verzet en/of (daarbij) op de grond kwam te vallen) en/of
- ( (vervolgens) - toen die [benadeelde 1] de aktetas met daarin een (zeer) (grote) hoeveelheid geld (weer) van verdachte(n) wilde afpakken/terug pakken - met een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp (meermalen) op/in de richting van die [benadeelde 1] heeft/hebben geschoten.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken. Hij heeft aangevoerd dat de DNA-sporen van verdachte die zijn aangetroffen op de handgreep van het autoportier en het mes geen dadersporen zijn. Daarnaast passen de aangetroffen sporen volgens de raadsman ook binnen het door verdachte naar voren gebrachte alternatieve scenario. Over het spoor op het autoportier heeft verdachte verklaard dat hij in de periode van het tenlastegelegde vaak geld nodig had en daarom regelmatig aan de portieren van dure auto’s voelde op zoek naar kleingeld. Wat betreft het gevonden mes heeft hij verklaard dat hij in diezelfde periode vaak een mes bij zich droeg en ook vaak door de [naam straat] liep om zijn hond uit te laten of op bezoek te gaan bij zijn familie. Verdachte ontkent de hem ten laste gelegde feiten te hebben gepleegd.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
In het onderstaande vermeldt het hof de bijzondere overwegingen op grond waarvan het hof tot een verwerping van het vrijspraakverweer van de verdediging komt. Daarbij wordt eerst een uiteenzetting gegeven van de belangrijkste door het hof vastgestelde feiten, omstandigheden en forensische onderzoeksresultaten. Daarna wordt aangegeven wat het hof uit de feitelijke vaststellingen afleidt en welke juridische conclusies daar door het hof aan worden verbonden.
Vastgestelde feiten en omstandigheden
Op 17 november 2011 rond 07:15 heeft er een overval plaatsgevonden op de [naam straat] in [plaats] . Hierbij werd [benadeelde 1] , een oud ijzerhandelaar, beroofd van zijn aktetas met daarin ongeveer € 50.000.
In de vroege ochtend van 17 november 2011 liep [benadeelde 1] met zijn aktetas vanuit zijn woning naar zijn auto. Toen hij zijn tas via het linker achterportier in zijn auto had gelegd, kwamen er twee mannen met bedekte gezichten op hem af gerend. Zij riepen iets onverstaanbaars naar [benadeelde 1] . Beide mannen hadden donkere kleren aan, een capuchon op en een sjaal voor hun gezicht. De ene man was iets forser dan de andere. De slankere man viel [benadeelde 1] aan. Hierbij ontstond een worsteling waardoor zij beiden op de grond vielen. Toen zij weer waren opgestaan, is [benadeelde 1] door de slankere dader op zijn hoofd, armen en dijbeen geslagen met een knuppel. Tijdens de worsteling tussen de slankere man en [benadeelde 1] opende de forsere verdachte het linker achterportier en pakte hij de aktetas uit de auto. Toen [benadeelde 1] probeerde de tas terug te pakken van de forsere man, richtte de forsere man een vuurwapen op [benadeelde 1] en schoot hij een eerste keer. [benadeelde 1] hoorde een harde knal, maar hij voelde niks en is in de richting van de forsere man gelopen. Hierop werd nogmaals gericht op [benadeelde 1] geschoten door de forsere man. [benadeelde 1] werd hierbij in zijn rechterlies geraakt. Door het bij de overval gebruikte geweld heeft [benadeelde 1] hoofdletsel, een schotwond in zijn rechterlies en kneuzingen aan de linkerarm en het linkerbeen opgelopen.
DNA-onderzoek
Naar aanleiding van deze overval is er een onderzoek ingesteld naar de daders. Hierbij is er gezocht naar forensisch bewijs op de plaats delict, waar een aantal bruikbare sporen zijn aangetroffen, die zijn bemonsterd en onderzocht.
In de eerste plaats is op de weg op enkele meters afstand van de auto van [benadeelde 1] een mes aangetroffen. Op dit mes dat is aangetroffen zijn drie sporen gevonden. Ten aanzien van elk van de drie sporen heeft het NFI geconcludeerd dat het daarop aanwezig celmateriaal afkomstig kan zijn van een en dezelfde onbekende man A. Het DNA-profiel van het celmateriaal in de bemonstering AADC0114NL#02 (gekoppeld aan de onbekende man A) is op 22 november 2011 opgenomen in de Nederlandse DNA-databank.
Daarnaast zijn in twee van de drie profielen enkele additionele DNA-kenmerken gevonden, die kunnen duiden op de aanwezigheid van een relatief zeer geringe hoeveelheid celmateriaal van ten minste één andere persoon.
Op de linker achterportiergreep van het voertuig van [benadeelde 1] is eveneens een spoor aangetroffen. Ook dit spoor is onderzocht, waarbij een onvolledig DNA-mengprofiel is gevonden. Het celmateriaal van het betreffende spoor kan afkomstig zijn van minimaal twee personen, waarvan minimaal één man. De hierboven genoemde onbekende man A kan niet worden uitgesloten als celdonor.
Later is aanvullend DNA onderzoek gedaan. Daaruit is gebleken dat het DNA-profiel afkomstig van de randen van het heft en van de rug van het lemmet van het mes matcht met het DNA-profiel afkomstig van de portiergreep. Ook is gebleken dat er geen aanwijzingen zijn voor de aanwezigheid van celmateriaal van het slachtoffer [benadeelde 1] .
Op 8 juni 2018 is het DNA van verdachte in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken opgenomen en sindsdien vergeleken met de daarin aanwezige DNA-profielen. Bij deze vergelijking is tot op heden één match gevonden met een spoor, dat werd aangetroffen op eerder genoemd mes. Dat betekent dat het DNA in de bemonstering van de randen van het heft en de rug van het lemmet van het heft afkomstig kan zijn van verdachte. Aldus kan worden vastgesteld dat verdachte de in deze zaak genoemde onbekende man A kan zijn.
Ten slotte is door het NFI op 12 februari 2019 een nader rapport omtrent de bewijskracht van het op de portiergreep aangetroffen DNA uitgebracht. Voor dit rapport zijn de volgende hypothesen met elkaar vergeleken:
  • Hypothese 1: de bemonstering van het portier bevat DNA van verdachte en één willekeurige onbekende persoon.
  • Hypothese 2: de bemonstering van het portier bevat DNA van twee willekeurige onbekende personen.
De conclusie van het rapport is dat het verkregen DNA-mengprofiel van het portier meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is wanneer hypothese 1 waar is dan wanneer hypothese 2 waar is.
Conclusies van het hof ten aanzien van aangetroffen DNA
Het hof leidt uit het gedane DNA-onderzoek naar het mes en de bemonstering van de linker achterportiergreep het volgende af.
Op het mes dat is gevonden op de plaats delict is het DNA van verdachte aangetroffen. Er zijn geen DNA-sporen van andere personen aangetroffen op het mes, anders dan enkele DNA-kenmerken die kunnen duiden op de aanwezigheid van een relatief zeer geringe hoeveelheid celmateriaal van minimaal één andere persoon.
Op de linker achterportiergreep van de auto van [benadeelde 1] is een DNA-mengprofiel aangetroffen van minimaal twee personen. Dit mengprofiel bestaat uit het DNA-profiel van verdachte en een onbekend gebleven persoon.
Is het aangetroffen DNA een daderspoor?
Het hof stelt vast dat het DNA van verdachte op twee locaties op de plaats delict is aangetroffen, namelijk op het aangetroffen mes en op de greep van linker achterportier van de auto van [benadeelde 1] . De centrale vraag die voorligt is of deze aangetroffen DNA-sporen dadersporen zijn.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het aangetroffen DNA dadersporen betreft. De verdediging heeft een alternatief scenario gegeven voor de aanwezigheid van verdachtes DNA op de linker achterportiergreep en op het mes.
Naar het oordeel van het hof plaatst het mes, met daarop enkel DNA-materiaal van verdachte, verdachte op de plaats delict. Het door de verbalisanten op de weg aangetroffen mes was niet vervuild. In samenhang met de vindplaats van het mes op het wegdek, duidt deze omstandigheid erop dat het mes maar kort op de plaats delict heeft gelegen. Nu verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven voor het aangetroffen – niet vervuilde – mes, gaat het hof ervan uit dat verdachte het mes heeft verloren bij de overval en dat dat mes daar is achtergebleven. Het hof merkt de aanwezigheid van verdachtes DNA op het mes aan als een daderspoor. Dat er geen aanwijzingen zijn dat het mes bij de overval daadwerkelijk is gebruikt doet hieraan niet af.
Verdachte heeft geen enkele concrete, verifieerbare onderbouwing gegeven voor zijn stelling dat hij het mes ter plaatse bij een andere gelegenheid heeft verloren en dat dat bij toeval op de plaats delict is aangetroffen. Het hof acht die gang van zaken niet aannemelijk.
Het hof is voorts van oordeel dat het aangetroffen DNA-mengprofiel op de linker achterportiergreep ook – en zelfs nog duidelijker dan het DNA-materiaal op het mes dat voor het NFI-onderzoek het vertrekpunt is geweest – een daderspoor betreft. Uit de verklaring van aangever blijkt dat een van de daders de portiergreep heeft vastgepakt om de aktetas van [benadeelde 1] uit de auto te kunnen pakken. Het DNA-spoor dat op deze portiergreep is gevonden is om die reden in ieder geval in potentie een daderspoor. Vaststaat verder dat het op het portier aangetroffen DNA-spoor een mengprofiel betreft dat bestaat uit het DNA van verdachte en van een onbekend gebleven persoon. Nu het hof het DNA-spoor op het mes reeds als daderspoor aanmerkt en het voor het hof dus vaststaat dat verdachte bij de overval betrokken is geweest, is het hof van oordeel dat ook het DNA-spoor op het portier een daderspoor betreft. Daarbij merkt het hof op dat de verklaring die verdachte heeft gegeven voor het aantreffen van zijn DNA op de portiergreep niet concreet en verifieerbaar is.
Het bewijsoordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat de DNA-sporen van verdachte op het portier van de auto van [benadeelde 1] in combinatie met de DNA-sporen op het mes zeer belastend bewijsmateriaal opleveren. Gelet op de samenhang met de informatie over de feitelijke toedracht van het gebeurde op 17 november 2011 uit het dossier, moet volgens het hof – net als eerder volgens de rechtbank – op grond van dit bewijsmateriaal worden geconcludeerd dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan.
Uit het dossier komt naar voren dat [benadeelde 1] meerdere keren met een knuppel op zijn hoofd en lichaam is geslagen. Ook is er van korte afstand meerdere keren op [benadeelde 1] geschoten. Er kan naar het oordeel van het hof geen twijfel over zijn dat verdachte en zijn mededader met hun handelen tegenover [benadeelde 1] op zijn minst de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat [benadeelde 1] zou komen te overlijden.
Het hof is voorts van oordeel dat uit de vastgestelde feiten en omstandigheden volgt dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de onbekend gebleven tweede dader. Zij hebben gezamenlijk een plan gemaakt en dat plan ook gezamenlijk ten uitvoer gebracht. Bij de uitvoering van het plan zijn zij gezamenlijk op [benadeelde 1] af gerend, waarbij de een [benadeelde 1] heeft aangevallen en de ander de aktetas kon pakken. Zowel uit het feit dat [benadeelde 1] al snel meerdere malen is geslagen met een knuppel als uit het feit dat een vuurwapen was meegebracht blijkt dat het uitoefenen van potentieel dodelijk geweld deel uitmaakte van het gezamenlijke plan van verdachte en zijn mededader. Het hof acht daarom ook het medeplegen wettig en overtuigend bewezen.
Dit alles maakt dat het hof zowel feit 1 primair (medeplegen poging gekwalificeerde doodslag) als feit 2 (diefstal met geweld in vereniging) bewezen acht.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Feit 1 primairhij opof omstreeks17 november 2011, in de gemeente Enschede, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een anderof anderen, althans alleen,opzettelijk [benadeelde 1] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen,althans eenmaal,
-
- met een(honkbal)knuppel,althans een lang en/of hard voorwerpop het hoofd en lichaam heeft/hebbengeslagen en/of
- met een vuurwapen op het lichaam van die [benadeelde 1] heeft/hebbengeschoten(waarbij die [benadeelde 1] door een kogel in de lies werd getroffen terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke vorenomschreven poging tot doodslag werdgevolgd,vergezelden/of voorafgegaanvan enig strafbaar feit, te weten een diefstal met geweld in vereniging gepleegd, op de openbare weg van een aktetas(met daarin50.000 euro, althanseen zeer groot geldbedrag), gepleegd tegen genoemde [benadeelde 1] , welke poging tot doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/ofgemakkelijk te maken en/ofbij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/ofaan andere deelnemer(s)aan dat feit straffeloosheid en/ofhet bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
Feit 2hij opof omstreeks17 november 2011, in de gemeente Enschede, tezamen en in vereniging met een anderof anderen, althans alleen,op/aande openbare weg, te weten op/aan/nabijde [naam straat] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen(een aktetas met daarin) 50.000 euro, althanseen(zeer) (grote)hoeveelheid geld,in elk geval enig goed,geheelof ten deletoebehorende aan [benadeelde 1] ,in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),welke diefstal werd voorafgegaan en/ofvergezeld en/ofgevolgd van geweld en/ofbedreiging met geweld tegen genoemde [benadeelde 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/ofgemakkelijk te maken en/ofom bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/ofaan zijn mededader(s)hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/ofwelke bedreiging met geweld hierin bestond(en)dat verdachte en/of zijn mededader(s):
-
voorzien van een geheel of gedeeltelijk over/voor zijn/hun hoofd/gezicht getrokken capuchon/muts en/of sjaal/doek, althans (in ieder geval)voorzien van(een)geheel of gedeeltelijk bedekt(e)gezicht(en)zichnaar/in de richting van die [benadeelde 1](welke zich op dat moment naast/in de nabijheid vanzijn(personen)auto bevond) heeft/hebben begeven,
- (
(vervolgens) (daarbij)een(honkbal)knuppel,althans een lang en/of hard voorwerpaan die [benadeelde 1]heeft/hebben getoond en/of (daarbij)iets(onverstaanbaars)in de richting van die [benadeelde 1]heeft/hebben geroepen/geschreeuwd,
- (
(vervolgens)met die(honkbal)knuppel,althans met dat lange en/of harde voorwerpdie [benadeelde 1](meermalen) in/op/tegen het hoofd/gezichten/of (elders) op/tegen het lichaam heeft/hebbengeslagen(waarbij die [benadeelde 1] zich hevig heeft verweerd/verzeten/of (daarbij)op de grond kwam te vallen)en/of
- (
(vervolgens)toen die [benadeelde 1] de aktetas met daarin een(zeer) (grote)hoeveelheid geld(weer)van verdachte(n)wildeafpakken/terug pakken - met een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp(meermalen)op/inde richting van die [benadeelde 1] heeft/hebbengeschoten.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 primair en onder 2 bewezenverklaarde levert op:

de eendaadse samenloop van:

medeplegen van poging tot doodslag, vergezeld van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden of gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf aan dat feit hetzij straffeloosheid hetzij het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren

en

diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van tien jaar, met aftrek van de tijd dat hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich – gelet op de bepleite vrijspraak – niet uitgelaten over de strafmaat.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot gekwalificeerde doodslag en van een diefstal met geweld in vereniging. Gekwalificeerde doodslag is één van de ernstigste feiten in het Nederlandse strafrecht. Ook diefstal met geweld is een zeer ernstig feit. De gepleegde feiten zijn voor alle directe en indirecte betrokkenen uiterst schokkend geweest.
Verdachte en zijn mededader hebben bij het plegen van de feiten zeer grof, lichtzinnig en – wat betreft het schieten – levensbedreigend geweld gebruikt. Het slachtoffer [benadeelde 1] is met een knuppel op zijn hoofd en been geslagen. Tevens is er door verdachte meerdere keren gericht op [benadeelde 1] geschoten, waarbij hij één keer in zijn lies/achterwerk is geraakt. Het hof neemt ten nadele van verdachte in aanmerking dat hij – toen hij de aktetas met het geld al in zijn bezit had en [benadeelde 1] geen direct verzet meer bood– toch nog een paar keer op [benadeelde 1] heeft geschoten. Het is een gelukkig toeval dat [benadeelde 1] de overval heeft overleefd. Zoals bij de behandeling van de zaak ter terechtzitting uit de verklaring van het slachtoffer is gebleken, hebben de feiten bij zowel [benadeelde 1] als bij zijn vrouw diepe sporen achtergelaten.
Bij het bepalen van de straf heeft het hof acht geslagen op een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 8 september 2020. Hieruit blijkt dat verdachte reeds voor de pleegdatum van het bewezenverklaarde meerdere keren onherroepelijk was veroordeeld voor vermogens- en geweldsdelicten. De gepleegde feiten dateren evenwel inmiddels reeds van een flink aantal jaren terug. Het hof heeft deze omstandigheid daarom noch in strafverminderende noch in strafverzwarende zin meegewogen. Tot slot is het hof van oordeel dat sprake is van eendaadse samenloop.
Alles afwegende ziet het hof geen aanleiding om een andere straf op te leggen dan de gevangenisstraf van tien jaar die door de advocaat-generaal is gevorderd en in eerste aanleg ook door de rechtbank is opgelegd. Gelet op de ernst van de gepleegde feiten, acht het hof deze straf passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 69.126,17, bestaande uit € 59.126,17 aan materiële schade en € 10.000,- immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep in zijn geheel toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd.
Zowel de advocaat-generaal als de verdediging hebben zich ten aanzien van de vordering aan het oordeel van het hof gerefereerd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 primair en onder 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreekse schade heeft geleden, bestaande uit de volgende posten:
- geldbedrag € 48.000,00;
- schade auto € 327,90;
- beveiliging € 5174,09;
- kluis € 5150,00;
- medische kosten € 74,48;
- kleding/tas € 700,00.
Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Proceskosten
De benadeelde partij heeft in zijn vordering verzocht af te wijken van het liquidatietarief voor de gemaakte kosten rechtsbijstand.
Zowel de advocaat-generaal als de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld dat niet moet worden afgeweken van het liquidatietarief.
Het hof ziet ook in dit specifieke geval geen aanleiding om af te wijken van de liquidatietarieven. De raadsvrouw heeft de vordering van de benadeelde partijen opgesteld en ter zitting toegelicht, waardoor twee punten worden toegekend.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 7.500,00 aan immateriële schade bestaande uit shockschade met wettelijke rente vanaf de pleegdatum en de schadevergoedingsmaatregel. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Voor zover het gaat om zogenoemde ‘shockschade’ overweegt het hof het volgende. ‘Shockschade’ kan ontstaan bij degene bij wie, door het (directe) waarnemen van een incident of ongeval of door de (directe) confrontatie met de ernstige gevolgen ervan, een hevige emotionele schok wordt teweeggebracht waaruit geestelijk letsel voortvloeit. Dit zal zich met name kunnen voordoen indien iemand is gedood of verwond tot wie de getroffene in een nauwe affectieve relatie staat (ECLI:NL:HR:2002:AD5356). Een vordering tot vergoeding van shockschade kan alleen worden toegewezen als het gaat om geestelijk letsel waardoor iemand in zijn persoon is aangetast. Dit zal in het algemeen slechts het geval zijn indien sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Voor de vaststelling daarvan is in zijn algemeenheid nader feitelijk onderzoek noodzakelijk, bijvoorbeeld door een psychiater of psycholoog.
Het hof stelt vast dat de ingediende vordering van de benadeelde partij met de daarbij behorende bijlagen geen informatie bevat op grond waarvan het hof de aard en omvang van de schade van de benadeelde partij met voldoende nauwkeurigheid kan bepalen. Daarbij wordt opgemerkt dat het hof de ter terechtzitting door de benadeelde partij naar voren gebrachte redenen voor het achterwege laten van dergelijke informatie respecteert. Voor zover de benadeelde partij hiertoe al bereid zou zijn, zou het alsnog in de gelegenheid van de benadeelde partij tot het aanleveren van nadere informatie een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen, maar zal haar vordering bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 47, 55, 57, 63, 288 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 69.426,47 (negenenzestigduizend vierhonderdzesentwintig euro en zevenenveertig cent), bestaande uit € 59.426,47 (negenenvijftigduizend vierhonderdzesentwintig euro en zevenenveertig cent) materiële schade en € 10.000,- (tienduizend euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op € 3.918,- (drieduizend negenhonderdachttien euro).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het onder 1 primair, 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 69.426,47 (negenenzestigduizend vierhonderdzesentwintig euro en zevenenveertig cent) bestaande uit € 59.426,47 (negenenvijftigduizend vierhonderdzesentwintig euro en zevenenveertig cent) materiële schade en € 10.000,- (tienduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 349 (driehonderdnegenenveertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 17 november 2011.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Aldus gewezen door
mr. P.R. Wery, voorzitter,
mr. R.M. Maanicus en mr. J. Corthals, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.L. Onwuteaka, griffier,
en op 20 oktober 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 20 oktober 2020.
Tegenwoordig:
mr. R.M. Maanicus, voorzitter,
mr. drs. I.E.W. Gonzales, advocaat-generaal,
mr. M.E. Ruiter, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.