Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[geïntimeerde1] , en
[geïntimeerde2],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
3.De motivering van de beslissing in hoger beroep
4.De slotsom
1.649
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, ging het om een geschil tussen Trackline Motorsport, vertegenwoordigd door [appellant], en twee coureurs, [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2]. De kern van het geschil was de vraag of de coureurs recht hadden op de levering van een race-buggy en of Trackline Motorsport zich kon beroepen op een retentierecht vanwege onbetaalde kosten voor huurmotoren. De coureurs hadden in 2013 een overeenkomst gesloten met Trackline Motorsport voor de bouw van een race-buggy en de levering van onderdelen. Na het raceseizoen 2014 ontstond er een geschil over de betaling van kosten, waarbij de coureurs een bedrag van € 419.123 aan vervangende schadevergoeding eisten. Trackline Motorsport voerde verweer en stelde een tegenvordering in voor € 89.850, onder andere voor huurkosten van motoren.
De rechtbank had de tegenvordering van Trackline Motorsport afgewezen, omdat het recht op betaling van de huurkosten volgens de rechtbank was verwerkt. In hoger beroep oordeelde het hof dat de coureurs wel degelijk de huurkosten moesten vergoeden, omdat er een overeenkomst was waarbij Trackline Motorsport technische diensten verleende. Het hof oordeelde dat de coureurs niet voldoende hadden onderbouwd waarom zij de huurkosten niet zouden moeten betalen. Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de rechtbank en veroordeelde de coureurs om een bedrag van € 8.470 te betalen aan Trackline Motorsport, te vermeerderen met wettelijke handelsrente. Tevens werd de coureurs opgedragen om een beslag op de inventaris van Trackline op te heffen. De kosten van de procedure werden eveneens aan de coureurs opgelegd.