ECLI:NL:GHARL:2020:8594

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 oktober 2020
Publicatiedatum
22 oktober 2020
Zaaknummer
200.277.989/03
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake voorlopige voorzieningen en voogdij over minderjarige

In deze zaak heeft de stiefmoeder een verzoek ingediend tot het treffen van voorlopige voorzieningen met betrekking tot de voogdij over haar stiefkind, [de minderjarige]. De stiefmoeder, bijgestaan door haar advocaat mr. G.R. Dorhout-Tielken, heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland aangevochten, waarin de GI (Samen Veilig Midden-Nederland) was belast met de voogdij over [de minderjarige]. De rechtbank had eerder besloten dat de GI toestemming kreeg voor wijziging van het verblijf van [de minderjarige] naar een netwerkpleeggezin, te weten de grootvader. De stiefmoeder verzocht het hof om haar alsnog met de voogdij te belasten en om een omgangsregeling vast te stellen. Het hof heeft op 22 oktober 2020 uitspraak gedaan en de stiefmoeder niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen. Het hof oordeelde dat het verzoek van de stiefmoeder onvoldoende samenhang vertoonde met de hoofdvordering, zoals vereist door artikel 223 Rv. De stiefmoeder had niet aangetoond dat haar verzoek tot voorlopige voorzieningen voldoende verband hield met de hoofdzaak, waardoor het hof niet kon ingaan op haar verzoek.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.277.989/03
(zaaknummers rechtbank Midden-Nederland 485626 en 496965 (voogdij) en 498334 (wijziging verblijfplaats))
beschikking van 22 oktober 2020 inzake voorlopige voorzieningen
inzake
[verzoekster],
wonende te [A] ,
verzoekster,
verder te noemen: de stiefmoeder,
advocaat: mr. G.R. Dorhout-Tielken te Soest,
en
raad voor de kinderbescherming,
gevestigd te Utrecht,
verweerder,
verder te noemen: de raad,
en
de gecertificeerde instelling
Samen Veilig Midden-Nederland,
gevestigd te Utrecht,
verweerster,
verder te noemen: de GI.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[de grootvader],
wonende te [B] ,
verder te noemen: de grootvader.

1.Het geding in de hoofdzaak in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank
Midden-Nederland, locatie Utrecht (hierna: de rechtbank), van 18 maart 2020, uitgesproken
onder voormelde zaaknummers. Deze beschikking wordt hierna de bestreden beschikking
genoemd.
2. Het geding in de hoofdzaak in hoger beroep en met betrekking tot de verzochte
voorlopige voorzieningen
2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift (zaaknummer 200.277.989/01), tevens houdende een verzoek tot het
treffen van voorlopige voorzieningen (zaaknummer 200.277.989/02), met producties, ingekomen op 30 april 2020;
- het verweerschrift van de raad tegen het verzoek voorlopige voorzieningen;
- het verweerschrift van de GI tegen het verzoek voorlopige voorzieningen;
- een journaalbericht van mr. Dorhout-Tielken van 15 juni 2020, met een productie.
2.2
Bij beschikking voorlopige voorzieningen (zaaknummer 200.277.989/02) van 7 juli 2020 heeft dit hof het verzoek van de stiefmoeder tot het treffen van voorlopige voorzieningen met betrekking tot de plaatsing van de hierna te noemen [de minderjarige] bij de grootvader afgewezen.
2.3
Ter griffie van het hof zijn nadien binnengekomen:
- het verzoekschrift tot het treffen van voorlopige voorzieningen, op 28 juli 2020;
-het verweerschrift van de raad tegen het verzoek voorlopige voorzieningen;
- een standpuntenstuk van de GI van 23 september 2020, met producties.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 5 oktober 2020 plaatsgevonden door middel van een beeldbelverbinding (Telehoren). De stiefmoeder is in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat en haar zus, aan wie bijzondere toegang is verleend, met toestemming van alle belanghebbenden. Namens de raad is [C] verschenen. Namens de GI is [D] verschenen. De grootvader is eveneens in persoon verschenen, vergezeld van mevrouw [E] , de stiefgrootmoeder van [de minderjarige] . Aan de stiefgrootmoeder is bijzondere toegang verleend, met toestemming van alle belanghebbenden.

3.De feiten

3.1
[de minderjarige] is geboren [in] 2012 te [F] .
3.2
De moeder van [de minderjarige] , [G] , is [in] 2015 overleden.
3.3
In februari 2016 hebben de vader van [de minderjarige] , [H] , en de stiefmoeder een relatie met elkaar gekregen. Zij zijn in mei 2017 naar Portugal geëmigreerd.
3.4
De vader van [de minderjarige] is [in] 2019 overleden.
3.5
Begin mei 2019 zijn de stiefmoeder en [de minderjarige] naar Nederland teruggekeerd.
3.6
[de minderjarige] woont sinds 18 maart 2020 bij de grootvader.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank op 5 augustus 2019, heeft de raad de rechtbank verzocht de GI te belasten met de voogdij over [de minderjarige] .
4.2
Bij beschikking van 31 oktober 2019 heeft de rechtbank, op verzoek van de raad, de GI belast met de voorlopige voogdij over [de minderjarige] . Verder heeft de rechtbank verstaan dat deze maatregel van rechtswege vervalt nadat is beslist op de reeds aan de rechtbank verzochte voorziening in het gezag over [de minderjarige] en heeft de rechtbank bepaald dat aan de GI alle bevoegdheden betreffende de persoon en het vermogen van [de minderjarige] die in zijn belang noodzakelijk zijn worden toegekend.
4.3
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank op 10 februari 2020, heeft de stiefmoeder de rechtbank verzocht haar te belasten met de voogdij over [de minderjarige] .
4.4
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank op 11 maart 2020, heeft de GI de rechtbank verzocht toestemming te verlenen tot wijziging in het verblijf van [de minderjarige] naar een pleegzorgvoorziening bij de grootvader.
4.5
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank de GI belast met de voogdij over [de minderjarige] , de GI toestemming verleend tot wijziging van het verblijf van [de minderjarige] naar een netwerkpleeggezin, te weten de grootvader, en het meer of anders verzochte afgewezen.
4.6
De stiefmoeder verzoekt het hof in de hoofdzaak om de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, haar verzoek om te worden belast met de voogdij alsnog toe te wijzen. Bij wijze van voorlopige voorziening verzoekt de stiefmoeder het hof een omgangsregeling tussen haar en [de minderjarige] te bepalen, inhoudende dat [de minderjarige] gedurende één weekend per twee weken van vrijdag 19.00 uur tot zondag 19.00 uur alsmede de helft van de vakanties bij haar zal verblijven, althans een zodanige omgangsregeling te bepalen die het hof in het belang van [de minderjarige] wenselijk acht.

5.De beoordeling van het verzoek

5.1
Ingevolge artikel 223 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan iedere partij tijdens een aanhangig geding vorderen dat de rechter voorlopige voorzieningen zal treffen voor de duur van het geding. Ingevolge het tweede lid moet deze vordering samenhangen met de hoofdvordering. In een verzoekschriftprocedure kan een voorlopige voorziening naar analogie van artikel 223 Rv worden verzocht.
5.2
Het hof stelt vast dat het hoger beroep van de stiefmoeder (bij het hof geregistreerd onder zaaknummer 200.277.989/01) zich richt tegen de afwijzing door de rechtbank van haar verzoek om met de voogdij over [de minderjarige] te worden belast. In de hoofdzaak is nog geen uitspraak gedaan. Het verzoek van de stiefmoeder tot het treffen van een voorlopige voorziening betreft de vaststelling van een omgangsregeling met [de minderjarige] . Dat verzoek hangt naar het oordeel van het hof onvoldoende samen met haar verzoek in de hoofdzaak. Nu het verzoek van de stiefmoeder tot het treffen van een voorlopige voorziening niet voldoet aan alle vereisten van artikel 223 Rv, zal het hof de stiefmoeder niet-ontvankelijk verklaren in dit verzoek.

6.De beslissing

Het hof:
verklaart de stiefmoeder niet-ontvankelijk in haar verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. Phaff, I.G.M.T. Weijers-van der Marck en
I.J. Pieters, bijgestaan door mr. W. Nagelhout als griffier, en is op 22 oktober 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.