In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot schorsing van een omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige kind. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. S. Striekwold, verzocht om schorsing van de beschikking van de rechtbank Gelderland, die op 3 juni 2020 was uitgesproken. De rechtbank had een omgangsregeling vastgesteld waarbij de vader en het kind onder begeleiding contact zouden hebben. De moeder voerde aan dat zij door een misverstand geen verweer had gevoerd in de eerdere procedure en dat de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Gelderland (GI) niet was gehoord.
Het hof heeft de procedure in hoger beroep beoordeeld, waarbij het belang van het kind voorop staat. De jeugdbeschermer heeft bevestigd dat er momenteel een ontspannen contact is tussen de vader en het kind, maar dat de omgangsregeling onder toezicht van de jeugdbeschermer moet blijven. Het hof oordeelde dat uitvoering van de bestreden beschikking door de vader het proces zou kunnen doorkruisen en onduidelijkheid zou kunnen creëren. Daarom heeft het hof besloten om de werking van de beschikking van de rechtbank te schorsen, zodat de jeugdbeschermer de regie kan blijven voeren over de omgangsregeling.
De beslissing van het hof houdt in dat de omgangsregeling zoals vastgesteld door de rechtbank niet kan worden uitgevoerd totdat er een definitieve uitspraak in het hoger beroep is gedaan. Dit is in het belang van de minderjarige, zodat de jeugdbeschermer de situatie kan blijven observeren en indien nodig kan bijsturen.