In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 november 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 14 augustus 2019. De rechtbank had eerder een informatiebeschikking van de Inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Eindhoven, gedateerd 3 november 2017, ongegrond verklaard. Deze informatiebeschikking was ingesteld wegens het niet voldoen aan de verplichtingen van belanghebbende met betrekking tot de heffing van inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over de jaren 2004 tot en met 2014. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar de Inspecteur had dit bezwaar ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft de Inspecteur aangegeven dat hij nieuwe gegevens van de gemachtigde van belanghebbende had ontvangen, waaruit bleek dat de vragen in de informatiebeschikking waren beantwoord. De Inspecteur verzocht het Hof om de informatiebeschikking te vernietigen. Het Hof oordeelde dat het verstrekken van informatie niet automatisch leidt tot de verval van de informatiebeschikking, maar in dit geval, gezien de verzoeken van partijen, besloot het Hof de informatiebeschikking te vernietigen.
Het Hof verklaarde het hoger beroep gegrond en oordeelde dat de Inspecteur het griffierecht aan belanghebbende moest vergoeden. Echter, het Hof wees de verzoeken om proceskostenvergoeding af, omdat de noodzaak tot het instellen van hoger beroep voortvloeide uit de handelwijze van belanghebbende zelf. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd, en de informatiebeschikking werd ongeldig verklaard, met de verplichting voor de Inspecteur om het betaalde griffierecht te vergoeden.