In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om de beëindiging van het gezag van de ouders over hun minderjarige kind, geboren in 2010, en de vaststelling van een omgangsregeling. De rechtbank Overijssel had eerder op 21 oktober 2019 besloten het gezag van de ouders te beëindigen en de William Schrikker Stichting tot voogd te benoemen. De ouders waren het niet eens met deze beslissing en hebben hoger beroep aangetekend. Tijdens de zitting op 25 september 2020 hebben de ouders, hun advocaat, en vertegenwoordigers van de raad voor de kinderbescherming en de voogdij-instelling hun standpunten toegelicht.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig overwogen. De ouders hebben samen het gezag gehad, maar door de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van hun kind, die al sinds 2013 bij pleegouders woont, is de situatie veranderd. Het hof heeft vastgesteld dat de ouders momenteel niet in staat zijn om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van hun kind te dragen. De ouders hebben aangegeven dat zij instemmen met de uithuisplaatsing, maar het hof oordeelt dat dit niet voldoende is om het gezag in stand te houden.
Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het belang van het kind voorop staat. De ouders hebben verzocht om een andere voogd, maar het hof heeft geoordeeld dat de William Schrikker Stichting de meest geschikte organisatie is om de voogdij uit te voeren. De omgangsregeling is vastgesteld op eenmaal per maand onder begeleiding, waarbij het hof de mogelijkheid van uitbreiding van de omgang in de toekomst openlaat, afhankelijk van de samenwerking tussen de ouders en de pleegouders. De beslissing van het hof is op 5 november 2020 openbaar uitgesproken.