In deze zaak heeft de huurder, [geïntimeerde], de huurcommissie verzocht om een redelijke huurprijs voor zijn woning vast te stellen. De huurcommissie heeft de woning beoordeeld en 135 punten toegekend, wat leidde tot de conclusie dat het om geliberaliseerde woonruimte gaat. De huurder heeft vervolgens de zaak aanhangig gemaakt bij de kantonrechter, die het puntenaantal op 118 heeft vastgesteld en de redelijke huurprijs op € 661,18 per maand. De verhuurder, [appellant], was het niet eens met deze uitspraak en ging in hoger beroep.
Het hof heeft vastgesteld dat het appelverbod van artikel 7:262 lid 2 BW van toepassing is, wat betekent dat de verhuurder niet in hoger beroep kan gaan tegen de beslissing van de huurcommissie, tenzij er sprake is van schending van fundamentele rechtsbeginselen. De argumenten van de verhuurder voor doorbreking van dit appelverbod zijn door het hof afgewezen, omdat deze voornamelijk betrekking hadden op motiveringsklachten en niet op schending van fundamentele rechtsbeginselen.
Het hof heeft het hoger beroep van de verhuurder verworpen en hem veroordeeld in de proceskosten van het geding in hoger beroep aan de zijde van de huurder. De beslissing van de kantonrechter is daarmee in stand gebleven, en de huurder behoudt de vastgestelde huurprijs van € 661,18 per maand.