ECLI:NL:GHARL:2020:9694

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 november 2020
Publicatiedatum
24 november 2020
Zaaknummer
21-003900-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in strafzaak betreffende welzijn van runderen en toezicht in slachthuis

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1978 en woonachtig in [woonadres], was aangeklaagd voor twee feiten met betrekking tot het welzijn van runderen en het toezicht in een slachthuis. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet bewezen kon worden dat hij runderen heeft vervoerd die niet geschikt waren voor transport, noch dat hij als beheerder van het slachthuis onvoldoende toezicht heeft gehouden op het welzijn van de runderen bij aankomst.

Het hof heeft de zaak onderzocht op de zitting van 10 november 2020 en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die vroeg om vernietiging van het vonnis en veroordeling van de verdachte. De economische politierechter had de verdachte eerder schuldig verklaard zonder strafoplegging. Het hof heeft echter geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor de tenlastegelegde feiten.

De vrijspraak is gebaseerd op het feit dat de gezondheidstoestand van de runderen bij aankomst op het slachthuis niet kon worden vastgesteld. De enkele vaststelling van koorts of ondertemperatuur bij de dieren tijdens de keuring door de dierenarts was niet voldoende om te concluderen dat de verdachte zijn toezichtsplicht had verzaakt. Het hof heeft daarom het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van beide tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003900-18
Uitspraak d.d.: 24 november 2020
TEGENSPRAAK
Arrestvan de economische kamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 10 juli 2018 met parketnummer 84-080584-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978,
wonende te [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 10 november 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het vonnis, vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde, bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde en veroordeling ter zake van dit feit tot een geldboete van € 6000,-, subsidiair 65 dagen hechtenis, waarvan € 3.000,-, subsidiair 40 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. W.P.N. Remie, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De economische politierechter heeft verdachte bij het hiervoor genoemde vonnis schuldig verklaard aan het onder 1 en 2 ten laste gelegde zonder oplegging van straf of maatregel.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 24 juli 2017 tot en met 1 december 2017 te [plaats] , in de gemeente [gemeente] , althans in de provincie Fryslân, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, al dan niet opzettelijk, heeft gehandeld in strijd met het bij of krachtens artikel 4.8 van het Regeling houders van dieren aangewezen voorschrift in artikel 6 lid 3 jo. artikel 8 lid 1 van de verordening (EG) nr. 1/2005, aangezien hij, verdachte, als vervoerder het dier niet in overeenstemming met de technische voorschriften in bijlage I heeft vervoerd en/of als houder van dieren op de plaats van vertrek, overlading of bestemming er niet voor heeft gezorgd dat de technische voorschriften van bijlage I, hoofdstuk I, en hoofdstuk III, afdeling 1 met betrekking tot het vervoer van dieren werden nageleefd, immers werden niet alleen dieren die geschikt zijn voor het voorgenomen transport vervoerd, en waren de vervoersomstandigheden niet van dien aard dat de dieren geen letsel of onnodig lijden kon worden berokkend, te weten
- het rund met de ID-code [code] lag dood op stal (in het Abattoir [plaats] ; levend aangevoerd),
- het rund met de ID-code [code] had (39.8 graden) koorts,
- het rund met de ID-code [code] had een ondertemperatuur,
- het rund met de ID-code [code] had (39.6 graden) koorts,
- het rund met de ID-code [code] had (39.6 graden) koorts,
- het rund met de ID-code [code] had (39.3 graden) koorts,
- het rund met de ID-code [code] had (39.3 graden) koorts,
- het rund met de ID-code [code] had (39.2 graden) koorts,
- het rund met de ID-code [code] had (39.5 graden) koorts,
- het rund met de ID-code [code] had (39.1 graden) koorts,
- het rund met de ID-code [code] had (39.6 graden) koorts,
- het rund met de ID-code [code] had (39.4 graden) koorts en bevond zich nog in wachttijd medicatie, waardoor dit/deze runderen niet in staat werd(en) geacht te worden vervoerd;
2.
hij in of omstreeks de periode van 24 juli 2017 tot en met 1 december 2017 te [plaats] , in de gemeente [gemeente] , althans in de provincie Fryslân, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, al dan niet opzettelijk, heeft gehandeld in strijd met het bij of krachtens artikel 2.4 van de Regeling dierlijke producten aangewezen voorschrift in artikel 6.2 jo. artikel 8 lid 3 van de Verordening (EG) nr. 852/2004, gelet op de Verordening (EG) nr. 853/2004, aangezien hij, verdachte, als exploitant van een levensmiddelenbedrijf dat een slachthuis beheert, er geen zorg voor heeft gedragen dat de procedure(s) die hij heeft ingevoerd in overeenstemming met de algemene eisen van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 852/2004 voldoet/voldoen aan de eisen die blijkens de risicoanalyse noodzakelijk zijn, alsook aan de specifieke eisen vermeld onder punt 2, inhoudende dat de procedures moeten garanderen dat elk dier c.q. elke groep dieren dat/die op het terrein van het slachthuis wordt aanvaard, voldoet aan de eis dat het welzijn van de dieren bij aankomst van het slachthuis bevredigend is, immers zijn (tenminste) 12, althans meerdere runderen aangevoerd die lichamelijk niet gezond waren, te weten
- het rund met de ID-code [code] (lag dood op stal in het Abattoir [plaats] , levend aangevoerd),
- het rund met de ID-code [code] (geen toestemming tot slacht: 39.8 graden koorts),
- het rund met de ID-code [code] (had een ondertemperatuur),
- het rund met de ID-code [code] (geen toestemming tot slacht: 39.6 graden koorts),
- het rund met de ID-code [code] (geen toestemming tot slacht: 39.6 graden koorts),
- het rund met de ID-code [code] (geen toestemming tot slacht: 39.3 graden koorts),
- het rund met de ID-code [code] (geen toestemming tot slacht: 39.3 graden koorts),
- het rund met de ID-code [code] (geen toestemming tot slacht: 39.2 graden koorts),
- het rund met de ID-code [code] (geen toestemming tot slacht: 39.5 graden koorts),
- het rund met de ID-code [code] (geen toestemming tot slacht: 39.1 graden koorts),
- het rund met de ID-code [code] (geen toestemming tot slacht: 39.6 graden koorts),
- het rund met de ID-code [code] (geen toestemming tot slacht: 39.4 graden koorts en nog in wachttijd medicatie), aangevoerd.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak feit 1

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Vrijspraak feit 2

Verdachte wordt kort gezegd verweten dat hij als beheerder van een slachthuis niet aan zijn verplichting voldeed toezicht te houden op de welzijnsomstandigheden van de runderen bij aankomst op het slachthuis. Uit onderzoek is gebleken dat de in de tenlastelegging vermelde runderen niet zijn toegelaten tot de slacht. Van deze runderen zijn tien runderen niet toegelaten tot de slacht vanwege koorts en één rund is niet toegelaten vanwege ondertemperatuur. Daarnaast is één rund dood aangetroffen in de stal. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld wat de gezondheidstoestand van deze runderen was bij aankomst op het slachthuis. De enkele omstandigheid dat bij deze runderen ten tijde van de keuring door de dierenarts koorts (dan wel een ondertemperatuur) is vastgesteld rechtvaardigt op zichzelf nog niet de conclusie dat verdachte bij aankomst van deze runderen op het slachthuis onvoldoende toezicht heeft gehouden op het welzijn van de runderen. Ook van het rund dat voor de keuring al dood was kan niet worden vastgesteld dat het welzijn van dit dier bij aankomst op het slachthuis niet voldoende was.
Dit leidt ertoe dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen en verdachte ook van dit feit zal worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. E. de Witt, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. L.G. Wijma, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K. van der Meulen, griffier,
en op 24 november 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.