ECLI:NL:GHARL:2020:9695

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 november 2020
Publicatiedatum
24 november 2020
Zaaknummer
21-006675-17
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep voor verdachte in dierenwelzijnszaak met betrekking tot slachthuis

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1978 en werkzaam als functionaris voor het dierenwelzijn in een slachthuis, was eerder veroordeeld tot een geldboete van € 6.000,- subsidiair 65 dagen hechtenis, waarvan € 3.000,- subsidiair 40 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis, omdat hem werd verweten dat hij niet had voldaan aan de operationele voorschriften voor slachthuizen, specifiek dat hij de welzijnsomstandigheden van runderen niet systematisch bij aankomst had beoordeeld.

Tijdens de zitting op 10 november 2020 heeft het hof het dossier bestudeerd en de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om vernietiging van het vonnis en veroordeling van de verdachte. Het hof heeft de tenlastelegging beoordeeld, die betrekking had op drie specifieke runderen die tussen 8 december 2015 en 5 april 2016 waren aangevoerd. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de beoordeling van de welzijnsomstandigheden van een rund dat al dood was bij aankomst en dat hij niet aanwezig was bij de aankomst van een ander rund.

Het hof concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte systematisch heeft nagelaten om de welzijnsomstandigheden van de runderen bij aankomst te beoordelen. Daarom heeft het hof het vonnis van de economische politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier en op een openbare terechtzitting.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006675-17
Uitspraak d.d.: 24 november 2020
TEGENSPRAAK
Arrestvan de economische kamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 4 december 2017 met parketnummer 84-049681-17 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978,
wonende te [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 10 november 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het vonnis, bewezenverklaring van het tenlastegelegde en veroordeling ter zake van het tenlastegelegde tot een geldboete van € 6000,- subsidiair 65 dagen hechtenis, waarvan € 3.000,- subsidiair 40 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. W.P.N. Remie, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De economische politierechter heeft verdachte bij het hiervoor genoemde vonnis ter zake veroordeeld tot een geldboete van € 6.000,- subsidiair 65 dagen vervangende hechtenis, waarvan € 3.000,- subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 8 december 2015 tot en met 5 april 2016, te [plaats] , in de gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, heeft gehandeld in strijd met het bij of krachtens artikel 5.8 van de Regeling houders van dieren aangewezen voorschrift in artikel 15 lid 1 van verordening (EG) nr. 1099/2009, aangezien hij, verdachte, als bedrijfsexploitant van het Abattoir [plaats] , niet heeft gewaarborgd dat de in bijlage III onder 1.1 van voornoemde verordening opgenomen operationele voorschriften voor slachthuizen in acht werden genomen, immers werden de welzijnsomstandigheden van elke, althans een of meer, zending(en) dieren niet systematisch bij aankomst beoordeeld door de functionaris voor het dierenwelzijn of door een persoon die rechtstreeks aan die functionaris rapporteert om de prioriteiten in kaart te kunnen brengen, met name door te bepalen welke (hieronder te noemen) dieren specifieke welzijnsbehoeften hadden en welke maatregelen genomen dienden te worden om in die behoeften te voorzien:
- het op of omstreeks 8 december 2015 aangevoerde rund met het Identificatie & Registratie nummer [nummer] , en/of
- het op of omstreeks 5 april 2016 aangevoerde rund met het Identificatie & Registratie nummer [nummer] , en/of
- het op of omstreeks 5 april 2016 aangevoerde rund met het Identificatie & Registratie nummer [nummer] .
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Verdachte wordt verweten dat hij als beheerder van een slachthuis niet heeft voldaan aan de operationele voorschriften voor slachthuizen, doordat de verdachte - in zijn hoedanigheid van functionaris voor het dierenwelzijn - de welzijnsomstandigheden van de runderen niet systematisch bij aankomst heeft beoordeeld.
Het hof begrijpt de tenlastelegging aldus dat de zinsnede “niet systematisch bij aankomst” is gebaseerd op de drie specifiek in de tenlastelegging vermelde runderen.
Uit het dossier blijkt dat het rund met nummer ' [nummer] ' al dood was bij aankomst op het slachthuis, zodat de verdachte niet kan worden verweten dat hij de welzijnsomstandigheden van dit rund bij aankomst niet heeft beoordeeld. Ten aanzien van het rund met het nummer ' [nummer] ' blijkt dat dit rund op het slachthuis is gevallen en dat verdachte genoodzaakt was om dit rund te euthanaseren. Dat de verdachte heeft nagelaten om het rund bij aankomst te beoordelen, is niet gebleken. Met betrekking tot het rund met het nummer ' [nummer] ' erkent de verdachte dat hij niet aanwezig was op het slachthuis bij aankomst van dit rund, zodat er bewijs is dat verdachte dit rund niet heeft beoordeeld bij aankomst. Hiermee staat echter niet vast dat de verdachte 'systematisch' heeft nagelaten om de welzijnsomstandigheden van runderen bij aankomst te beoordelen.
Dit leidt ertoe dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen en dat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. E. de Witt, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. L.G. Wijma, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K. van der Meulen, griffier,
en op 24 november 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.