In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder vrijgesproken van het ten laste gelegde feit, namelijk het vissen in een water zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op het visrecht. De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak. Tijdens de zitting op 10 november 2020 heeft het hof het dossier en de vordering van de advocaat-generaal bestudeerd, die vroeg om vernietiging van het vonnis en veroordeling van de verdachte tot een geldboete van € 200,- en teruggave van de in beslag genomen fuiken.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 21 april 2017 met fuiken heeft gevist in een water waar hij geen toestemming voor had. De verdachte stelde dat hij wel toestemming had van de rechthebbende, maar het hof oordeelde dat de fuiken waren geplaatst in een gedeelte van het water waarvoor geen schriftelijke toestemming was verleend. De getuige, werkzaam bij de Stichting die de visrechten beheert, bevestigde dat de verdachte niet op de juiste plek had gevist. Het hof heeft de vrijspraak van de politierechter vernietigd en de verdachte alsnog schuldig bevonden aan het ten laste gelegde feit.
De verdachte is veroordeeld tot een geldboete van € 200,- en de teruggave van de in beslag genomen fuiken. Het hof heeft rekening gehouden met het blanco strafblad van de verdachte en de emotionele waarde van de fuiken voor hem. De uitspraak is gedaan in het kader van de Visserijwet 1963, die het vissen zonder toestemming van de rechthebbende verbiedt.