ECLI:NL:GHARL:2020:9699

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 november 2020
Publicatiedatum
24 november 2020
Zaaknummer
21-003511-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake winkeldiefstal met geldboete

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1955, werd beschuldigd van winkeldiefstal, gepleegd op 28 augustus 2018. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van tweehonderd euro, subsidiair vier dagen vervangende hechtenis. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis, waarbij hij aanvoerde dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging moest worden verklaard, omdat er geen camerabeelden waren die zijn betrokkenheid konden bevestigen.

Het hof heeft het hoger beroep behandeld op 10 november 2020 en heeft de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om vernietiging van het vonnis en veroordeling tot een geldboete van € 209,-. Het hof heeft vastgesteld dat de politierechter de verdachte terecht had veroordeeld, maar heeft de geldboete bevestigd op het eerder opgelegde bedrag van tweehonderd euro. Het hof oordeelde dat er geen sprake was van een doelbewuste schending van de procesorde door het openbaar ministerie, en verwierp het verweer van de verdachte.

De bewezenverklaring van de winkeldiefstal is gebaseerd op wettige bewijsmiddelen, waaronder het proces-verbaal van bevindingen. Het hof concludeerde dat de verdachte samen met een medeverdachte meerdere winkelgoederen had weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een geldboete van € 200,-, subsidiair vier dagen hechtenis, en het hof vernietigde het eerdere vonnis van de politierechter.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003511-19
Uitspraak d.d.: 24 november 2020
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 25 juni 2019 met parketnummer 18-170295-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1955,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 10 november 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het vonnis, bewezenverklaring van het ten laste gelegde en veroordeling ter zake van dit feit tot een geldboete van € 209,-, subsidiair vier dagen vervangende hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft de verdachte ter zake van winkeldiefstal veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van tweehonderd euro, subsidiair vier dagen vervangende hechtenis.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.

Ontvankelijkheid openbaar ministerie in de vervolging

De verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie
niet-ontvankelijk in de vervolging moet worden verklaard. Hiertoe is aangevoerd dat tijdens het politieverhoor aan de verdachte is voorgehouden dat de verdachte op camerabeelden is vastgelegd, terwijl er geen camerabeelden zijn.
De niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging als in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering voorzien rechtsgevolg komt slechts in uitzonderlijke gevallen in aanmerking. Daarvoor is alleen plaats in het geval dat het vormverzuim daarin bestaat dat met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren een ernstige inbreuk hebben gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak tekort is gedaan.
Voor zover het niet bewaard zijn gebleven van de camerabeelden als een onherstelbaar vormverzuim zou kunnen worden aangemerkt, is naar het oordeel van het hof niet gebleken dat hiermee sprake is van een doelbewuste schending of een grove veronachtzaming van de belangen van verdachte. Het verweer wordt verworpen.

De tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 28 augustus 2018 te [plaats] , gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meerdere winkelgoederen, waaronder een gastendoekje, meerdere hammen, kaas, zalmfilet, een kniekous, amandelen, koffie en/of Vanish Gold, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan het winkelbedrijf [winkel] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsoverweging

De verdachte ontkent zich schuldig te hebben gemaakt aan de ten laste gelegde winkeldiefstal. Hiertoe voert de verdachte aan dat hij samen met medeverdachte [medeverdachte] in de [winkel] was. De verdachte en [medeverdachte] hebben samen boodschappen uitgezocht maar zij hebben vervolgens afzonderlijk een aantal boodschappen bij verschillende kassa's afgerekend. Het is gebruikelijk dat zij boodschappen verdelen vanwege financiële redenen. [medeverdachte] heeft het ene deel van de boodschappen gepind en de verdachte heeft het andere deel van de boodschappen contant afgerekend bij een andere kassa.
Het hof acht het alternatieve scenario, waarin de verdachte een deel van de boodschappen contant bij een andere kassa heeft afgerekend, niet geloofwaardig. Uit het proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 augustus 2018 blijkt dat verbalisant [verbalisant] samen met de bedrijfsleider van de [winkel] te [plaats] de ontvangen betalingen bij de kassa heeft gecontroleerd. Het hof verstaat deze controle aldus, dat de [winkel] beschikt over een kassysteem waarin alle betalingen, zowel de contante betalingen als de pintransacties, van alle kassa's gezamenlijk worden geregistreerd. Uit het onderzoek is gebleken dat er geen contante betaling van € 30,89 in het systeem is aangetroffen. Het geschetste alternatieve scenario van de verdachte is naar het oordeel van het hof niet aannemelijk geworden. Het hof verwerpt het verweer.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 28 augustus 2018 te [plaats] , gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander, meerdere winkelgoederen, waaronder een gastendoekje, meerdere hammen, kaas, zalmfilet, een kniekous, amandelen, koffie en Vanish Gold, dat aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde, te weten aan het winkelbedrijf [winkel] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met zijn partner schuldig gemaakt aan winkeldiefstal, een ergerlijke vorm van criminaliteit die voor winkeliers veel hinder en schade oplevert. Verdachte heeft door zijn handelen inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van het desbetreffende winkelbedrijf.
Uit het de verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 9 oktober 2020 blijkt dat verdachte niet eerder ter zake van winkeldiefstal is veroordeeld.
De landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting hanteren als uitgangspunt bij een eenvoudige winkeldiefstal een onvoorwaardelijke geldboete van tweehonderd euro.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat de politierechter een juiste straf aan verdachte heeft opgelegd. In hoger beroep zal deze straf, een geldboete van tweehonderd euro, subsidiair 4 dagen vervangende hechtenis, opnieuw aan verdachte worden opgelegd.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24c en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 200,00 (tweehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
4 (vier) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. O. Anjewierden, voorzitter,
mr. E. de Witt en mr. L.G. Wijma, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K. van der Meulen, griffier,
en op 24 november 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.