In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1957, werd eerder veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van tweehonderd euro, subsidiair vier dagen vervangende hechtenis, wegens winkeldiefstal. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting op 10 november 2020 heeft het hof het dossier bestudeerd, inclusief de vordering van de advocaat-generaal, die vroeg om vernietiging van het vonnis en veroordeling tot een geldboete van € 209,-. Het hof heeft kennisgenomen van de bezwaren van de verdachte tegen het eerdere vonnis, maar heeft deze verworpen. De verdachte ontkende schuldig te zijn aan de ten laste gelegde winkeldiefstal en voerde aan dat zij samen met een medeverdachte de boodschappen had afgerekend. Het hof oordeelde echter dat het alternatieve scenario niet geloofwaardig was en dat er geen bewijs was voor de bewering van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en heeft de eerdere veroordeling bevestigd. De strafoplegging van de politierechter werd in hoger beroep opnieuw opgelegd, met inachtneming van de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting.