Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de partneralimentatie tussen twee gewezen echtgenoten. De man, verzoeker in hoger beroep, had in eerste aanleg een bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw vastgesteld op € 3.655,- bruto per maand, met ingang van 1 februari 2019. De man verzocht het hof om deze beschikking te vernietigen en de alimentatie te bepalen op nihil of een nader te bepalen bedrag. De vrouw verzocht het hof om de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken, althans deze af te wijzen.
Het hof heeft de ingangsdatum van de alimentatie op 1 februari 2019 vastgesteld, aangezien daartegen geen grief was ingediend. De behoefte van de vrouw werd berekend op basis van de hofnorm, die uitgaat van 60% van het gezamenlijk gezinsinkomen aan het einde van het huwelijk. Het hof heeft vastgesteld dat de gemiddelde winst van de man in de jaren voorafgaand aan de echtscheiding € 91.171,33 per jaar bedroeg, wat leidde tot een netto besteedbaar inkomen van de man van € 5.020,- per maand. De behoefte van de vrouw werd vervolgens vastgesteld op € 3.149,- netto per maand, wat resulteerde in een aanvullende behoefte van € 2.098,- netto per maand.
De jusvergelijking, die de inkomens en lasten van beide partijen vergelijkt, leidde tot de conclusie dat de man een lagere partneralimentatie moest betalen dan oorspronkelijk was vastgesteld. Het hof heeft de partneralimentatie voor verschillende perioden vastgesteld op bedragen variërend van € 467,- tot € 3.437,- bruto per maand. De beschikking van de rechtbank Noord-Nederland werd vernietigd en de nieuwe alimentatiebedragen werden vastgesteld, met de proceskosten in hoger beroep gecompenseerd.