ECLI:NL:GHARL:2021:10147

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 oktober 2021
Publicatiedatum
28 oktober 2021
Zaaknummer
Wahv 200.291.595/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. van Schuijlenburg
  • M. Koldenhof-ten Kate
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van feitcode bij overtreding van verkeersregels met betrekking tot doorgetrokken strepen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De betrokkene, vertegenwoordigd door mr. I.N.D.J. Rissema, had hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland, die op 26 februari 2021 het beroep van de betrokkene ongegrond had verklaard. De betrokkene was als kentekenhouder een sanctie van € 240,- opgelegd voor het overschrijden van een doorgetrokken streep op 3 juni 2019 op de Snitserdyk in Dearsum.

Het hof heeft vastgesteld dat de verklaring van de ambtenaar dat de bestuurder twee voertuigen inhaalde, onvoldoende was om te concluderen dat de doorgetrokken streep was overschreden. Wel werd vastgesteld dat de bestuurder zich links van de doorgetrokken streep bevond. Het hof heeft de feitcode gewijzigd van R617b naar R617c, omdat de gedraging die aan de sanctie ten grondslag lag, niet correct was vastgesteld. De wijziging van de feitcode was geoorloofd, omdat de betrokkene niet in zijn verdedigingsbelangen was geschaad.

Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter vernietigd en het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gedeeltelijk gegrond verklaard. De proceskosten werden vastgesteld op € 1.415,50, die de advocaat-generaal moest vergoeden. Dit arrest is gewezen door mr. J. van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. M. Koldenhof-ten Kate als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: Wahv 200.291.595/01
CJIB-nummer
: 226046507
Uitspraak d.d.
: 28 oktober 2021
Arrestop het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank
Noord-Nederland van 26 februari 2021, betreffende

[betrokkene] (hierna: de betrokkene),

wonende te [woonplaats] .
De gemachtigde van de betrokkene is mr. I.N.D.J. Rissema, kantoorhoudende te Dordrecht.

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
Er is daarnaast gevraagd om de zaak op een zitting van het hof te behandelen.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft de gelegenheid gekregen het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
Bij e-mailbericht d.d. 22 september 2021 heeft de gemachtigde van de betrokkene het zittingsverzoek ingetrokken.

De beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 240,- voor: “als bestuurder de doorgetrokken streep overschrijden (verkeer in beide richtingen)”. Deze gedraging zou zijn verricht op 3 juni 2019 om 12.11 uur op de Snitserdyk (N354) in Dearsum met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De gemachtigde van de betrokkene voert aan dat de betrokkene de gedraging ontkent. Nu uit de beschikbare gegevens op geen enkele wijze blijkt dat sprake was van een zich (de gemachtigde meent kennelijk: niet) langs de rand van de rijbaanverharding bevindende doorgetrokken streep, kan de gedraging niet worden vastgesteld. Voorts stelt de gemachtigde zich op het standpunt dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat de sanctie ongewijzigd in stand kan blijven. De ambtenaar heeft gekozen voor een onjuiste feitcode. Voor zover een gedraging kan worden vastgesteld, is dat de gedraging met feitcode R617c en niet feitcode R617b. De gemachtigde beroept zich op artikel 76, eerste lid, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990).
3. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat voorts de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld en daarnaast onder meer de volgende gegevens:
“Ik zag dat het een dubbele doorgetrokken streep betrof.
Overtreden artikel: 62 jo. 76 lid 1 RVV 1990 (…)
Opmerkingen ambtenaar 1: personenauto haalde links twee personenauto’s in.”
4. Daarnaast bevat het dossier een proces-verbaal d.d. 23 september 2019 met als verklaring van de ambtenaar:
“De plaats van overtreding was op de Snitserdyk (N354) ter hoogte van hm/p 15.2 (…).
Als bijlage is een fotoblad gevoegd met foto’s van de plaats van overtreding.”
5. De gedraging waarvoor de sanctie is opgelegd, betreft feitcode R617b uit de Tekstenbundel voor misdrijven, overtredingen en Muldergedragingen, uitgave januari 2019. Deze feitcode heeft betrekking op “als bestuurder de zich niet langs de rand van de rijbaanverharding bevindende doorgetrokken streep overschrijden met verkeer in beide richtingen”. Feitcode R617c uit deze tekstenbundel heeft betrekking op “als bestuurder zich links bevinden van een tussen rijstroken of paden aangebrachte doorgetrokken streep met verkeer in beide richtingen”.
6. De gedragingen met feitcodes R617b en R617c betreffen overtredingen van artikel 62 jo. artikel 76, eerste lid, van het RVV 1990. In artikel 62 van het RVV 1990 is bepaald dat weggebruikers verplicht zijn gevolg te geven aan de verkeerstekens die een gebod of verbod inhouden. In artikel 76, eerste lid, van de Wahv is neergelegd:
“Een doorgetrokken streep die zich niet langs de rand van de rijbaanverharding bevindt, mag niet worden overschreden. Bestuurders mogen zich niet links van een doorgetrokken streep bevinden, indien die streep is aangebracht tussen rijstroken of paden met verkeer in beide richtingen.”
7. Uit de door de ambtenaar bij het proces-verbaal gevoegde foto’s leidt het hof af dat sprake is van een zich niet langs de rand van de rijbaanverharding bevindende dubbele doorgetrokken streep met verkeer in beide richtingen. De stelling dat uit de beschikbare gegevens niet blijkt dat sprake was van een zich niet langs de rand van de rijbaanverharding bevindende doorgetrokken streep treft derhalve geen doel.
8. Uit de in het zaakoverzicht weergegeven verklaring van de ambtenaar kan evenwel niet worden afgeleid dat de ambtenaar heeft waargenomen dat de bestuurder de doorgetrokken streep heeft overschreden. Hetgeen de ambtenaar in het zaakoverzicht heeft verklaard, is dan ook onvoldoende voor de vaststelling dat sprake is van een gedraging met feitcode R617b.
9. Op basis van de gegevens in het zaakoverzicht en voornoemd proces-verbaal kan naar het oordeel van het hof worden vastgesteld dat de bestuurder zich links heeft bevonden van een tussen rijstroken aangebrachte doorgetrokken streep met verkeer in beide richtingen teneinde twee voertuigen in te halen. De gedraging met feitcode R617c kan derhalve worden vastgesteld.
10. Het hof ziet aldus aanleiding om de feitcode te wijzigen in feitcode R617c die hoort bij de gedraging “als bestuurder zich links bevinden van een tussen rijstroken of paden aangebrachte doorgetrokken streep met verkeer in beide richtingen”. Volgens vaste jurisprudentie van het hof is het geoorloofd om de feitcode te wijzigen indien de betrokkene daardoor niet in zijn verdedigingsbelangen is geschaad. Nu het aan de gewijzigde kwalificatie ten grondslag liggende feitencomplex hetzelfde blijft en daarnaast de hoogte van het bedrag van de sanctie van laatstgenoemde gedraging gelijk is aan het bedrag van de sanctie van de in de inleidende beschikking genoemde gedraging, is het hof van oordeel dat de betrokkene door de wijziging van de feitcode niet in zijn belangen is geschaad.
11. Gelet op het voorgaande zal het hof de beslissing van de kantonrechter vernietigen, het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gedeeltelijk gegrond verklaren en die beslissing wijzigen in dier voege dat daarbij de inleidende beschikking wordt gewijzigd als hieronder vermeld.
12. De proceskosten komen voor vergoeding in aanmerking. Aan het indienen van het administratief beroepschrift, het beroepschrift bij de kantonrechter en het hoger beroepschrift dienen in totaal drie procespunten te worden toegekend. Het hof zal, met toepassing van artikel 2, derde lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor het telefonisch horen in administratief beroep op
30 augustus 2019, op 4 december 2019 en op 30 december 2019 telkens een half punt toekennen. De waarde per punt bedraagt voor het administratief beroep € 534,- en voor het (hoger) beroep € 748,-. Gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 1.415,50 (= 2,5 x € 534,- x 0,5 + 2 x € 748,- x 0,5).

De beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gedeeltelijk gegrond;
wijzigt de beslissing van de officier van justitie in dier voege dat de inleidende beschikking in zoverre wordt gewijzigd dat de omschrijving van de gedraging en de bijbehorende feitcode worden vastgesteld op: “als bestuurder zich links bevinden van een tussen rijstroken of paden aangebrachte doorgetrokken streep met verkeer in beide richtingen”, feitcode R617c;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 1.415,50.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Koldenhof-ten Kate als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.