3.1Partijen zijn [in] 1997 met elkaar gehuwd op huwelijkse voorwaarden. De huwelijkse voorwaarden, vastgelegd bij notariële akte op 2 juli 1997, luiden – voor zover hier van belang – als volgt:
Gemeenschap van inboedel
Artikel 1
De echtgenoten zijn gehuwd in gemeenschap van inboedel; elke andere gemeenschap van goederen is tussen hen uitgesloten.
(…)
Vergoedingen
Artikel 6
De echtgenoten zijn, voor zover niet anders bepaald, verplicht aan elkaar te vergoeden hetgeen aan het vermogen van de ene echtgenoot is onttrokken ten bate van de andere echtgenoot, ten bedrage van of naar de waarde ten dage van de onttrekking.
Deze vergoedingen zijn terstond opeisbaar, tenzij de redelijkheid en billijkheid zich hiertegen verzetten.
(…)
Verrekening van inkomsten
Artikel 12
De echtgenoten verplichten zich over elk kalenderjaar hetgeen van hun inkomen in de zin van artikel 9, onder aftrek van hetgeen daarvan is besteed voor de gemeenschappelijke huishouding, overblijft onderling te verrekenen in die zin, dat de ene echtgenoot een vordering verkrijgt op de andere echtgenoot ten bedrage van de helft van het aan diens zijde overblijvende als hiervoor bedoeld. Indien de echtgenoten over en weer een vordering op elkaar krijgen worden de vorderingen door een desbetreffende verklaring verrekend tot het bedrag van de kleinste vordering. Indien aan een echtgenoot langs andere weg iets ten goede komt of is gekomen van het overblijvende van het inkomen van de andere echtgenoot, wordt zijn vordering dienovereenkomstig verminderd.
Artikel 13
1. De uitkering van het verschuldigde moet gedaan worden binnen een jaar na afloop van het desbetreffende kalenderjaar.
2. Ingeval gewichtige redenen zich verzetten tegen prompte voldoening zullen de echtgenoten een redelijke betalingsregeling al of niet met zekerheidsstelling treffen waarbij de belangen van beiden in acht genomen worden.
Artikel 14
Het recht tot het vorderen van de verrekening vervalt indien deze niet heeft plaatsgehad of schriftelijk gevorderd is binnen één jaar na ontbinding van het huwelijk of ingeval van scheiding van tafel en bed, binnen een jaar nadat de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan.
Artikel 15
Geen verrekening heeft plaats:
a. over de tijd, dat de echtgenoten anders dan in onderling overleg niet samenwonen of dat tussen hen scheiding van tafel en bed bestaat;
b. over het kalenderjaar dat het inkomen als bedoeld in artikel 12 van een echtgenoot, onder aftrek van de kosten van de huishouding, tengevolge van verlies in een zelfstandig uitgeoefend beroep of bedrijf van die echtgenoot negatief is en over volgende kalenderjaren indien en voorzover het voor verrekening overeenkomstig artikel 12 vatbare inkomen van de betreffende echtgenoot niet het bedrag van het verlies heeft bereikt;
c. indien een echtgenoot surséance van betaling heeft verkregen, in staat van faillissement verkeert ofwel verkeerd heeft, terwijl het faillissement op andere wijze dan door homologatie van accoord is geëindigd en deze echtgenoot op grond van de verrekening een vordering op de andere echtgenoot zou verkrijgen;
d. voor zover bijzondere omstandigheden zich daartegen verzetten.
(…)
- Lijst van aanbrengsten
De door comparanten ten huwelijk aangebrachte rechten aan toonder en zaken, die geen registergoederen zijn, staan (naast eventuele overige goederen) vermeld op de aan deze akte gehechte door comparanten en mij, notaris, ondertekende staat van aanbrengsten.
(…)
STAAT VAN AANBRENGSTEN TEN HUWELIJK
9704794
(…)
Mevrouw [verweerster] brengt ten huwelijk aan:
- inboedel ter waarde van vijfduizend gulden (ƒ 5.000,00);
- een vordering op de man groot vijftig procent (50 %) van de waarde in het economisch verkeer van het registergoed gelegen aan de [adres] te [plaats1] verminderd met een bedrag van zeshonderdvijftigduizend gulden (ƒ 650.000,00). De waarde van voormeld registergoed dient te worden vastgesteld door drie (3) deskundigen, tenzij partijen anders mochten overeenkomen. Een waarde lager dan zeshonderdvijftigduizend gulden (ƒ 650.000,00) wordt gelijkgesteld met zeshonderdvijftigduizend gulden (ƒ 650.000,00).
De heer [verzoeker] brengt ten huwelijk aan:
- inboedel ter waarde van eenduizend gulden (ƒ 1.000,00);
- het registergoed gelegen aan de [adres] te [plaats1] ter waarde van zeshonderdvijftigduizend gulden (ƒ 650.000,00);
- een hypothecaire geldlening oorspronkelijk in hoofdsom groot vierhonderdvijftigduizend gulden (ƒ 450.000,00);
- drie schilderijen van G.J. Sijthoff (erfstuk);
- een antiek muurkastje (erfstuk);
- een vordering op de belastingdienst ter grootte van tweeëntwintigduizend gulden (f 22.000,00);
- de door de man gedreven eenmanszaak zijnde een groothandel in reclame-toebehoren;
- een bedrag in contanten ad zevenduizend tweehonderd gulden (ƒ 7.200,00);
- een schuld op de vrouw groot vijftig procent (50 %) van de waarde in het economisch verkeer van het registergoed gelegen aan de [adres] te [plaats1] verminderd met een bedrag van zeshonderdvijftigduizend gulden (ƒ 650.000,00). De waarde van voormeld registergoed dient te worden vastgesteld door drie (3) deskundigen, tenzij partijen anders mochten overeenkomen. Een waarde lager dan zeshonderdvijftigduizend gulden (ƒ 650.000,00) wordt gelijkgesteld met zeshonderdvijftigduizend gulden (ƒ 650.000,00).
Getekend te [woonplaats2] op twee juli negentienhonderdzevenennegentig (02-07-1997)