In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de hoofdverblijfplaats en zorgregeling van twee minderjarige kinderen, geboren uit de relatie tussen de verzoekster (de moeder) en de verweerder (de vader). De moeder had in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Gelderland van 15 februari 2021 bestreden, waarin de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader was vastgesteld en een zorgregeling was vastgesteld. De moeder verzocht het hof om de hoofdverblijfplaats bij haar te bepalen en de zorgregeling te wijzigen, terwijl de vader verweer voerde en vroeg om de verzoeken van de moeder af te wijzen.
Het hof heeft de procedure in hoger beroep gevolgd, waarbij de mondelinge behandeling op 7 oktober 2021 plaatsvond. De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over de kinderen, en het hof heeft de belangen van de kinderen vooropgesteld. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader blijft en de zorgregeling ongewijzigd blijft, met een kleine aanpassing in de terugbrengregeling op zondag. Het hof heeft geoordeeld dat de huidige situatie in het belang van de kinderen is, gezien de stabiliteit en de opvoedingssituatie bij de vader. De kosten van het geding in hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.