ECLI:NL:GHARL:2021:10475
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- mr. Wijma
- mr. Wijmenga
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) en de beslissing van de kantonrechter
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag, die op 12 augustus 2020 een sanctie had opgelegd aan de betrokkene voor het niet gebruiken van de rijbaan als (snor)fietser. De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat de officier van justitie in strijd met artikel 7:18 van de Algemene wet bestuursrecht niet de gevraagde stukken heeft toegestuurd. Het hof constateert dat de informatieplicht is geschonden, omdat de gevraagde stukken niet zijn toegestuurd aan de betrokkene voordat de beslissing van de officier van justitie werd genomen. Hierdoor heeft de kantonrechter de beslissing van de officier van justitie ten onrechte in stand gelaten.
Het hof vernietigt de beslissing van de kantonrechter en de beslissing van de officier van justitie. Vervolgens beoordeelt het hof het beroep tegen de inleidende beschikking, waarbij aan de betrokkene een sanctie van € 95,- is opgelegd voor het rijden in een voetgangersgebied. De betrokkene ontkent de gedraging en stelt dat de ambtenaren zelf ook een overtreding hebben begaan door in het voetgangersgebied te fietsen. Het hof oordeelt dat de verklaring van de ambtenaar voldoende grondslag biedt voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. De betrokkene hoeft niet het bewijs van zijn onschuld te leveren, maar moet wel concrete feiten aandragen die twijfels oproepen over de verklaring van de ambtenaar.
Uiteindelijk komt het hof tot de conclusie dat de gedraging is verricht en dat er geen redenen zijn om de sanctie achterwege te laten of te matigen. Het hof vernietigt de beslissing van de kantonrechter, verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond.