ECLI:NL:GHARL:2021:10475

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 november 2021
Publicatiedatum
10 november 2021
Zaaknummer
Wahv 200.283.091/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Wijma
  • mr. Wijmenga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) en de beslissing van de kantonrechter

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag, die op 12 augustus 2020 een sanctie had opgelegd aan de betrokkene voor het niet gebruiken van de rijbaan als (snor)fietser. De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat de officier van justitie in strijd met artikel 7:18 van de Algemene wet bestuursrecht niet de gevraagde stukken heeft toegestuurd. Het hof constateert dat de informatieplicht is geschonden, omdat de gevraagde stukken niet zijn toegestuurd aan de betrokkene voordat de beslissing van de officier van justitie werd genomen. Hierdoor heeft de kantonrechter de beslissing van de officier van justitie ten onrechte in stand gelaten.

Het hof vernietigt de beslissing van de kantonrechter en de beslissing van de officier van justitie. Vervolgens beoordeelt het hof het beroep tegen de inleidende beschikking, waarbij aan de betrokkene een sanctie van € 95,- is opgelegd voor het rijden in een voetgangersgebied. De betrokkene ontkent de gedraging en stelt dat de ambtenaren zelf ook een overtreding hebben begaan door in het voetgangersgebied te fietsen. Het hof oordeelt dat de verklaring van de ambtenaar voldoende grondslag biedt voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. De betrokkene hoeft niet het bewijs van zijn onschuld te leveren, maar moet wel concrete feiten aandragen die twijfels oproepen over de verklaring van de ambtenaar.

Uiteindelijk komt het hof tot de conclusie dat de gedraging is verricht en dat er geen redenen zijn om de sanctie achterwege te laten of te matigen. Het hof vernietigt de beslissing van de kantonrechter, verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: Wahv 200.283.091/01
CJIB-nummer
: 228456699
Uitspraak d.d.
: 10 november 2021
Arrestop het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag van 12 augustus 2020, betreffende

[de betrokkene] (hierna: de betrokkene),

wonende te [woonplaats] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard.

Het verloop van de procedure

De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene heeft het beroep schriftelijk nader toegelicht.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen daarop te reageren. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

De beoordeling

1. De betrokkene voert onder meer aan dat in strijd met artikel 7:18 van de Algemene wet bestuursrecht de officier van justitie niet de gevraagde stukken heeft toegestuurd. De kantonrechter heeft dit miskend.
2. Het hof stelt vast dat de betrokkene in het administratief beroepschrift heeft gevraagd om diverse op de zaak betrekking hebbende stukken zoals het zaakoverzicht en een foto. Uit het dossier blijkt niet dat die stukken voorafgaand aan de beslissing van de officier van justitie aan de betrokkene zijn toegestuurd. Dit betekent dat de informatieplicht is geschonden. De kantonrechter heeft de beslissing van de officier van justitie dan ook ten onrechte in stand gelaten. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter vernietigen en, met gegrondverklaring van het beroep daartegen, eveneens de beslissing van de officier van justitie vernietigen. Vervolgens zal het hof het beroep tegen de inleidende beschikking beoordelen.
3. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 95,- voor: “als (snor)fietser bij ontbreken (verpl.)(brom)fietspad niet de rijbaan gebruiken”. Deze gedraging zou zijn verricht op 21 augustus 2019 om 08.51 uur op de Noordpolderkade t.h.v. huisnr. 21 in 's-Gravenhage met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
4. De betrokkene ontkent de gedraging te hebben verricht. Het niet gebruiken van de rijbaan op de Noordpolderkade ter hoogte van huisnummer 21 is volgens hem niet logisch. Eerder in de procedure heeft de betrokkene ter onderbouwing afbeeldingen van Google Maps Street View meegestuurd. Daarnaast bevonden de ambtenaren zich zelf op de fiets in het voetgangersgebied. Op de fiets vallen zij niet onder de Brancherichtlijn Verkeer Politie en hebben zij zich dus ten onrechte niet aan de regels in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 gehouden. Er was voor hen geen dringende noodzaak bij de uitoefening van hun taak om daar te fietsen en dus kunnen ze geen aanspraak maken op de vrijstelling. Hun handelen was dan ook onrechtmatig. Tot slot voert de betrokkene aan dat hij zelf een beëdigd ambtenaar is en vraagt hij zich af waarom de verklaring van de ambtenaar dan toch zwaarder dient te wegen.
5. Anders dan de betrokkene kennelijk meent, is het niet zo dat de ambtenaar altijd in het gelijk wordt gesteld en diens verklaring, zoals de betrokkene het noemt, zwaarder weegt. Als de verklaring van de ambtenaar voor juist wordt gehouden, is diens verklaring een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Of de verklaring van de ambtenaar voor juist wordt gehouden is ervan afhankelijk of de betrokkene specifieke feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van die verklaring dan wel uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken. De betrokkene hoeft dus niet het bewijs van zijn onschuld te leveren, maar van de betrokkene mag wel worden verwacht dat hij door middel van concrete feiten en omstandigheden een begin van twijfel aan de juistheid van de verklaring van de ambtenaar aandraagt.
6. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld en daarnaast onder meer de volgende gegevens:
“Ik zag dat betrokkene met het voertuig reed in een middels zonebord E7 RVV 1990 aangeduid voetgangersgebied.”
7. Verder bevat het dossier een aanvullend proces-verbaal van de ambtenaar waarin zij onder meer verklaart:
“Ter hoogte van de stadsboerderij Molenweide zag ik een bromfiets op het voetpad rijden. Dit betrof een voetpad voorzien van een G07 bord aan beide zijden van de ingang van dit voetpad.”
Bij het proces-verbaal is een plattegrond gevoegd waarop is aangegeven waar de staandehouding heeft plaatsgevonden.
8. Het verweer van de betrokkene komt in feite neer op een enkele ontkenning van de gedraging. De stelling dat het niet logisch is dat de betrokkene ter hoogte van nummer 21 van de Noorpolderkade niet de rijbaan heeft gebruikt, is onvoldoende om te twijfelen aan de verklaringen van de ambtenaar die inhoudt dat zij heeft gezien dat de betrokkene met een bromfiets in een voetgangersgebied reed. Het hof stelt dan ook vast dat de gedraging is verricht.
9. Gelet op het gevoerde verweer dient het hof vervolgens te beoordelen of er andere redenen zijn een sanctie achterwege te laten of het bedrag van de sanctie te matigen.
10. Los van de vraag of de ambtenaar al dan niet een vrijstelling had, brengt de omstandigheid dat de ambtenaar mogelijk zelf een overtreding heeft begaan door te fietsen in een voetgangersgebied niet mee dat voor de gedraging die de betrokkene heeft verricht een sanctie achterwege moet blijven. De bepaling waarop de betrokkene zich beroept strekt niet tot bescherming van de belangen van de betrokkene.
11. Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

De beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt die beslissing;
verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond.
Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Wijmenga als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.