ECLI:NL:GHARL:2021:10476

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 november 2021
Publicatiedatum
10 november 2021
Zaaknummer
Wahv 200.284.710/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Wijma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) betreffende sanctie voor het vasthouden van een mobiele telefoon tijdens het rijden

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De betrokkene, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde F.R. Eggink, heeft hoger beroep ingesteld tegen een sanctie van € 230,- die hem was opgelegd voor het vasthouden van een mobiele telefoon tijdens het rijden op 2 oktober 2018. De kantonrechter had eerder de beslissing van de officier van justitie vernietigd, maar het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaard. De betrokkene betwistte de sanctie en voerde aan dat de boete was uitgeschreven door een ambtenaar die de overtreding niet had waargenomen. Het hof heeft de verklaringen van de betrokken ambtenaren beoordeeld en geconcludeerd dat de sanctie terecht was opgelegd. De ambtenaar die de overtreding had waargenomen, heeft verklaard dat hij goed zicht had op de gedraging en dat hij met zekerheid kon zeggen dat de betrokkene een mobiele telefoon vasthield. Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: Wahv 200.284.710/01
CJIB-nummer
: 220312740
Uitspraak d.d.
: 10 november 2021
Arrestop het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank
Noord-Holland van 15 september 2020, betreffende

[de betrokkene] (hierna: de betrokkene),

wonende te [woonplaats] .
De gemachtigde van de betrokkene is F.R. Eggink, kantoorhoudende te Almelo.

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft - nadat het hof de zaak had teruggewezen - het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaard, die beslissing vernietigd en het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaard. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is afgewezen.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft de gelegenheid gekregen het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

De beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 230,- voor: “als bestuurder tijdens het rijden een mobiele telefoon vasthouden”. Deze gedraging zou zijn verricht op 2 oktober 2018 om 15:44 uur op de Purmersteenweg in Purmerend met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De gemachtigde van de betrokkene voert onder meer aan dat de boete is uitgeschreven door ambtenaar [naam1] die klaarblijkelijk de vermeende overtreding niet heeft waargenomen. Een motoragent zou de vermeende overtreding hebben waargenomen en dat is degene die de boete dient uit te schrijven. Een boete uitschrijven op basis van “horen zeggen” kan bij een muldergedraging niet. In dit geval had de motoragent dus de boete moeten uitschrijven. Nu dat niet is gebeurd, kan de inleidende beschikking niet in stand blijven.
3. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld en daarnaast onder meer de volgende gegevens:
“Ik zag dat de bestuurder tijdens het rijden een op een telefoon gelijkend voorwerp met zijn rechterhand vasthield. Bij de staandehouding zag ik dat het een mobiele telefoon betrof. (…)
Naam van ambtenaar 1: [naam1] (…)
Naam van ambtenaar 2: [naam2] (…)
Aan betrokkene is de cautie verleend. (…)
Verklaring betrokkene: moest even mijn internet instellen.”
4. Het dossier bevat verder een aanvullend proces-verbaal van 6 januari 2021. Hierin verklaart ambtenaar [naam1] onder meer het volgende:
“Ik zag in mijn administratie dat ik op die dag deelnam aan een verkeerscontrole gericht op afleiding in het verkeer. Ik was op 2 oktober 2018 werkzaam als spotter. Dit betekent dat ik waarnemingen verricht en dat opvallende politiecollega’s in uniform gekleed de bestuurders een stopteken geven en een beschikking aanzeggen. Ik kan u verklaren dat ik tijdens de controle onder een spoorviaduct stond op de Purmersteenweg te Purmerend. Dit spoorviaduct is zodanig gesitueerd dat het gemotoriseerde auto- en vrachtverkeer door de tunnel gaan en ik op circa 3 à 4 meter naast de rijbaan op het fietspad/trottoir duidelijk van bovenaf zicht had op de bestuurders van de auto’s en vrachtverkeer. Ik had vanuit deze positie dus duidelijk zicht op de bestuurder en wat er zich in het voertuig afspeelde. (…) Ik kan u verklaren dat ik de gedraging heb geconstateerd en geen gedraging doorgeef aan mijn collega’s als ik de gedraging niet met zekerheid heb gezien. Ik let altijd op het rijgedrag van de verkeersdeelnemers en of het voorwerp dat vastgehouden werd een scherm had. Een scherm geeft een weerkaatsing af waardoor ik met zekerheid kan zeggen dat het om een mobiel device gaat. Ik kan u ook verklaren dat mijn collega (…) [naam2] de beschikking heeft aangezegd en niet zoals wordt beweerd in het beroepschrift door mij, toezichthouder [naam1] . Ik kan u dus ook verklaren dat een motorrijder niet de gedraging heeft geconstateerd maar ik, toezichthouder [naam1] welke stilstond onder het spoorviaduct en duidelijk de gedraging heeft kunnen waarnemen.”
5. Uit deze verklaringen van ambtenaar [naam1] volgt dat hij degene is geweest die de overtreding heeft waargenomen en dat hij ook de sanctie heeft opgelegd. Zijn collega, ambtenaar [naam2] , is slechts degene geweest die de betrokkene heeft staandegehouden en de beschikking heeft aangezegd. Het verweer van de gemachtigde dat de sanctie is opgelegd door een andere ambtenaar dan degene die de gedraging heeft waargenomen, mist om die reden feitelijke grondslag.
6. De gemachtigde voert verder aan dat de gedraging niet is begaan. De betrokkene heeft geen mobiele telefoon vastgehouden, maar een portemonnee, een zogenaamde secrid wallet. De gemachtigde heeft een afbeelding van een dergelijke portemonnee bijgevoegd. Daarbij merkt hij op dat van enige afstand deze portemonnee op een mobiele telefoon lijkt. De ambtenaar heeft niet aangegeven hoe hij heeft gecontroleerd dat het om een mobiele telefoon ging. De telefoon van betrokkene is niet gecontroleerd en er is ook geen merk en kleur genoteerd. Daarnaast merkt de gemachtigde op dat de verklaring van de betrokkene in het zaakoverzicht, inhoudende dat hij zijn internet aan het instellen was, niets zegt over het feit dat hij al dan niet een mobiele telefoon heeft vastgehouden. Nu geen cautie is verleend, kan op deze verklaring geen acht worden geslagen.
7. Indien al aangenomen wordt dat ambtenaar [naam2] de mobiele telefoon van de betrokkene bij de staandehouding niet heeft gezien, maakt dat niet dat getwijfeld moet worden aan de waarneming van ambtenaar [naam1] . De stelling van de gemachtigde dat niet een mobiele telefoon, maar een portemonnee is vastgehouden, is in feite niet meer dan een ontkenning van de gedraging. Dit is onvoldoende om te twijfelen aan de verklaring van ambtenaar [naam1] dat de betrokkene tijdens het rijden een mobiele telefoon (met zijn rechterhand) vasthield. Zeker nu ambtenaar [naam1] verklaart dat hij goed zicht had op de gedraging en er altijd op let dat het voorwerp dat de bestuurder in zijn handen vasthoudt een scherm heeft dat weerkaatst.
8. De bezwaren treffen geen doel. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter daarom bevestigen. Er bestaat geen aanleiding tot het toekennen van een proceskostenvergoeding.

De beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van Swart als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.