Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellant],
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
- een akte uitlating tussenvonnis namens [geïntimeerde] :
- een akte uitlating tussenvonnis namens [appellant] ;
- een proces-verbaal van getuigenverhoor van 19 april 2021;
Tot aan de bewijsopdracht heeft [geïntimeerde] de stelling ingenomen dat tussen partijen was afgesproken dat de gehele letselschade-uitkering zou worden gedeeld, zoals volgens haar ook blijkt uit de eerste versie van het convenant, en dat een eventuele arbeidsongeschiktheidsuitkering (WAO/WIA) zou toekomen aan [appellant] , zoals volgens haar later aan de tweede versie is toegevoegd. Tijdens het verhoor heeft [geïntimeerde] voor het eerst het standpunt ingenomen dat zij de in het convenant opgenomen bepaling aldus uitlegt dat het deel van de letselschade-uitkering dat moet worden gezien als een arbeidsongeschiktheidsuitkering niet zou worden gedeeld, en de rest wel. De zinsnede ‘
Indien de man n.a.v. dit ongeval een arbeidsongeschiktheidsuitkering krijgt, dan valt dit geheel aan de man’ziet in deze lezing van [geïntimeerde] dus niet op een door [appellant] te ontvangen WAO- of WIA-uitkering, zoals zij eerder steeds heeft betoogd.
De nieuwe uitleg van [geïntimeerde] heeft het hof niet kunnen betrekken bij zijn eerdere oordeel en beslissing omtrent het geven van een bewijsopdracht aan [geïntimeerde] . Een beroep op die uitleg is bovendien in strijd met de zogenoemde tweeconclusieregel, waardoor het hof niet toekomt aan een beoordeling ervan.
De verklaring die [appellant] wel geeft, is bovendien plausibel en consistent. Die uitleg vindt juist wel steun in de mail van mr. Sipma.