ECLI:NL:GHARL:2021:10638

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 november 2021
Publicatiedatum
16 november 2021
Zaaknummer
200.283.028/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over betaling van facturen uit aannemingsovereenkomst en ontbinding van de overeenkomst

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen een vonnis van de kantonrechter, waarin zij is veroordeeld tot betaling van facturen aan [geïntimeerde] voor werkzaamheden die zijn verricht op basis van een aannemingsovereenkomst. De overeenkomst betrof het plaatsen van dubbel glas en bijbehorende schilderwerkzaamheden in de woning van [appellante]. De feiten van de zaak zijn als volgt: in medio 2017 hebben partijen een mondelinge overeenkomst gesloten, waarbij [geïntimeerde] zich verplichtte om de werkzaamheden voor 10 november 2017 te voltooien. Na het uitvoeren van een deel van de werkzaamheden heeft [geïntimeerde] facturen gestuurd, die door [appellante] niet zijn betaald. [appellante] heeft vervolgens een beroep gedaan op gebreken in de uitvoering van het werk en heeft een deskundige ingeschakeld om de kwaliteit van de werkzaamheden te beoordelen. De deskundige concludeerde dat het glas correct was geplaatst, maar dat er nog enkele afwerkingswerkzaamheden moesten worden verricht. In eerste aanleg heeft de kantonrechter [appellante] veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 2.994,80, na in mindering te brengen van de kosten voor de nog uit te voeren werkzaamheden. In hoger beroep heeft [appellante] gevorderd dat de overeenkomst wordt ontbonden en dat [geïntimeerde] wordt veroordeeld tot schadevergoeding. Het hof oordeelt dat [appellante] niet-ontvankelijk is in haar vorderingen, omdat zij in eerste aanleg geen reconventionele vordering heeft ingesteld. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt [appellante] in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.283.028/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 8225789)
arrest van 16 november 2021
in de zaak van
[appellante] ,
wonende te [woonplaats1] ,
appellante,
bij de rechtbank : gedaagde,
hierna:
[appellante],
advocaat: mr. H.J. van Balen, die kantoor houdt te Groningen,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats1] ,
geïntimeerde,
bij de rechtbank: eiser,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. A.J. Welvering, die kantoor houdt te Leek.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
In het tussenarrest van 20 oktober 2020 is een mondelinge behandeling na aanbrengen bepaald. Deze mondelinge behandeling heeft geen doorgang gevonden. [appellante] heeft daarop een memorie van grieven ingediend en [geïntimeerde] een memorie van antwoord. Vervolgens heeft op 8 oktober 2021 met instemming van partijen een enkelvoudige mondelinge behandeling plaatsgevonden. Een kopie van het proces-verbaal dat daarvan is opgemaakt, is aan het dossier toegevoegd.
1.2
Partijen hebben arrest gevraagd en het hof heeft beslist dat vandaag arrest wordt gewezen.

2.De feiten

2.1
[geïntimeerde] drijft als zelfstandig ondernemer zonder personeel een onderneming die zich bezighoudt met het zetten van glas en het verrichten van schilderwerkzaamheden.
2.2
Medio 2017 hebben [geïntimeerde] en [appellante] mondeling een aannemingsovereenkomst gesloten, waarbij is overeengekomen dat [geïntimeerde] dubbel glas zal plaatsen in de woning van [appellante] en de daarmee samenhangende afwerkingswerkzaamheden zal verrichten zoals het plaatsen van glaslatten, het schilderen van glaslatten en het aanbrengen van kit.
2.3
[appellante] kon in aanmerking komen voor een duurzaamheidssubsidie indien de werkzaamheden voor 10 november 2017 zouden zijn verricht en zij de daarop betrekking hebbende factuur voor die datum zou indienen. Partijen zijn daarom overeengekomen dat [geïntimeerde] de werkzaamheden voor 10 november 2017 zou voltooien en de factuur tijdig zou verzenden.
2.4
[geïntimeerde] heeft een deel van de werkzaamheden op 2 november 2017 verricht. Op 4 november 2017 heeft [geïntimeerde] [appellante] een factuur gestuurd ter hoogte van € 3.444,- incl. btw.
2.5
[appellante] heeft [geïntimeerde] op 14 december 2017 een aanvullende opdracht gegeven nog twee ruiten te vervangen. In verband hiermee heeft [geïntimeerde] [appellante] op 20 december 2017 een factuur gestuurd ter hoogte van € 300,80 incl. btw.
2.6
Op 1 mei 2018 heeft [geïntimeerde] [appellante] een herinnering openstaande nota’s gestuurd voor het totaalbedrag van € 3.744,80.
2.7
[appellante] heeft de facturen niet betaald.
2.8
De toenmalige gemachtigde van [appellante] heeft [geïntimeerde] op 7 juni 2018 in gebreke gesteld in verband met gestelde gebreken in het werk. [geïntimeerde] is hierbij gesommeerd de gebreken binnen twee weken te herstellen.
2.9
[geïntimeerde] en [appellante] hebben in gezamenlijk overleg besloten een deskundige in te schakelen om de door [geïntimeerde] verrichtte werkzaamheden te beoordelen aan de hand van gezamenlijk opgestelde vragen.
2.1
Op 22 januari 2019 is de heer [naam1] van Kakeswaal B.V. registertaxateurs en registerexperts ingeschakeld als deskundige. [naam1] heeft de woning van [appellante] op 4 juli 2019 bezocht in het bijzijn van beide partijen.
2.11
[naam1] heeft op 10 oktober 2019 een conceptrapport uitgebracht waarin hij onder andere het volgende heeft geschreven:
“1.Is de isolerende beglazing juist geplaatst en is het glaswerk in de juiste maat gemaakt?(…) De deskundige is van mening dat de isolerende beglazing, op basis van de aanwezige informatie, op de juiste wijze is geplaatst.
2.Zijn de schilderwerkzaamheden aan de glaslatten goed uitgevoerd?
(…) De deskundige deelt de mening van partij 2 dat de werkzaamheden nog niet zijn afgerond, met uitzondering van het vernieuwen van de glaslatten van de ruit in de achtergevel van de garage. Deze glaslatten zullen door partij 2 moeten worden vernieuwd.
Bij het schilderen van de glaslatten zullen alle problemen die partij 2 vallen te verwijten worden opgelost.
Voor de montage van de radiator naast de voordeur zal cliënt zelf moeten zorgdragen. Ook het verwijderen van de schuimband door cliënt valt partij 2 niet aan te rekenen. (…)
3.Voldoen de uitgevoerde werkzaamheden aan de eisen van goed en deugdelijk werk?
De geplaatste ruiten voldoen aan de eisen van goed en deugdelijk werk. Het schilderwerk is nog niet afgerond. (…)
De glaslatten moeten nog worden geschuurd en afgelakt.
4.Wat is uw algehele oordeel over de kwaliteit van de werkzaamheden zoals deze zijn uitgevoerd?
De geplaatste ruiten voldoen aan de kwaliteit die mag worden verwacht. Enkele glaslatten vertonen beschadigingen. Dit had netter gekund, maar valt bij te werken. De glaslatten in het kozijn van de achtergevel van de garage zullen opnieuw moeten worden gedaan. (…)
6.Kunt u aangeven wat de (geschatte) herstelkosten zijn?
De schilderwerkzaamheden zijn nog niet afgerond. De glaslatten moeten worden schoongemaakt, waarna de glaslatten licht geschuurd en geschilderd moeten worden. De reeds geverfde glaslatten aan de buitenzijde van de woning moeten voor de tweede keer worden geschilderd voor een egale dekking. Het oneffen en ontbrekende kitwerk moet opnieuw worden aangebracht.
Bovengenoemde werkzaamheden zullen een ruime werkdag in beslag nemen met de benodigde materialen. De nieuwe glaslatten van het kozijn van de garage zullen later voor een tweede keer moeten worden geschilderd om deze dekkend te krijgen.
De geschatte herstelkosten bedragen€ 750,00 inclusief btw.(…)”
2.12
[naam1] heeft zijn rapport na voltooiing daarvan aan [appellante] gezonden. [appellante] heeft aanvankelijk geen toestemming gegeven het rapport aan [geïntimeerde] te verstrekken.
2.13
Op 23 juni 2020 heeft de heer [naam2] van bouwkundig adviesbureau TMS Holland in opdracht van [appellante] een inspectierapport uitgebracht naar aanleiding van een inspectie van de werkzaamheden op 26 mei 2020, waarbij zowel [appellante] als [geïntimeerde] aanwezig waren. In het rapport schrijft [naam2] , voor zover van belang:
“Tussen de start van de werkzaamheden en het opstellen van deze rapportage zit zegge en schrijven ca. 2,5 jaar tijd. Het werk maakt niet de indruk correct afgerond te zijn. Dan is 2,5 jaar een lange tijd om dergelijke onderdelen van een woonhuis niet af te werken. Zeker gezien deze onderdelen een cruciale rol spelen in de schil van de woning en zeer onderhoudsgevoelig zijn.
Veel van de slordigheden, oneffenheden en kleurverschillen komen voort uit het feit dat het werk niet is afgerond. Er zijn delen gekit en voorzien van grondlak maar deze zijn nooit afgewerkt en afgelakt. De exacte redenen hiervoor zijn niet bekend, vermoedelijk ligt het geschil hieraan ten grondslag.
De initiële opdracht voor het uitvoeren van dit onderzoek is het te klein zijn van het glas. Met toestemming van mevrouw [appellante] en haar juridische vertegenwoordiging zijn in de pui bij de voordeur twee glaslatten los gemaakt om te zien hoe groot het glas werkelijk is.
Normaliter is de stelregel voor het inmeten van isolatieglas: dagmaat + 24 mm of sponningmaat – 10 mm. Als voorbeeld is de sponningmaat van dit raam 350mm, de gravering in het spouwprofiel van het glas geeft aan dat het glas 340 mm is dus de stelregel is goed gehanteerd.
Ook de hoogte is goed en het glas is op correcte wijze opgeklost. Dit lijkt op de onderdorpel vreemd maar dit komt omdat deze schuin afloopt.
De reden waarom er van de binnenzijde tegen het spouwprofiel van het glas aan gekeken wordt is omdat er enkel glas in de kozijnen geplaatst was. Enkel glas heeft minder omtrekspeling nodig en dus een ondiepere sponning omdat de werking van enkel glas anders/minder is.
Het hangende raam op de verdieping kan mogelijk nog bijgesteld worden en het glas kan daar nog (beter) diagonaal opgeklost worden om doorhangen tegen te gaan.
Mogelijkerwijs kan er bij extreme weersomstandigheden water door de glassponning heen naar binnen raken. Dit ontstaat echter vaak via de geventileerde glaslatten of door capillaire werking van het kit rondom de ruiten. Nadat kozijnen volledig afgewerkt zijn zie je dergelijke verschijnselen vrijwel nooit.
Mijns inziens is enerzijds het geschil ontstaan met een meningsverschil over wat men wel en niet mag blijven zien na het plaatsen van het isolatieglas.
Mevrouw geeft bijvoorbeeld aan dat er kleurverschillen zijn, maar deze delen zijn nog niet afgelakt. Men moet zich dan afvragen of dit een gegronde reden is om het werk stil te leggen of dat men het werk af laat maken en het eindproduct beoordeeld. Hiermee bedoel ik aan te tonen dat het anderzijds niet reëel is om de schilder af te rekenen op werk wat nog niet klaar en/of opgeleverd is.Enkele van de beschadigingen lijken aangebracht te zijn na de werkzaamheden gezien er beschadigingen in de grondverf zitten of over het kitwerk, dit valt de schilder niet aan te rekenen. (…)”
2.14
[appellante] heeft vervolgens de heer [naam3] van Schildersbedrijf [naam3] gevraagd de bevindingen van [naam1] en [naam2] te beoordelen. [naam3] heeft een ‘taxatierapport’ uitgebracht waarbij hij ook een offerte voor het verwijderen en plaatsen van nieuw dubbel glas heeft gevoegd ter hoogte van € 6.112,18 inclusief btw.

3.De procedure bij de rechtbank

3.1
[geïntimeerde] heeft bij de kantonrechter veroordeling van [appellante] gevorderd tot betaling van een bedrag van € 3.744,80, vermeerderd met de wettelijke rente. Daarnaast vorderde [geïntimeerde] buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 499,48 verhoogd met wettelijke rente en veroordeling van [appellante] in de proceskosten.
3.2
In het eindvonnis van 21 april 2020 heeft de kantonrechter [appellante] veroordeeld aan [geïntimeerde] een bedrag van € 2.994,80 te betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 15 mei 2018. Daarnaast is [appellante] veroordeeld in de proceskosten.

4.Wat is het oordeel van het hof?

Inleiding
4.1
[appellante] heeft, onder aanvoering van drie grieven, hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter. Zij is van mening dat zij ten onrechte is veroordeeld de facturen van [geïntimeerde] te betalen omdat de werkzaamheden ondeugdelijk zijn uitgevoerd. De geplaatste ruiten zijn te klein en scheef geplaatst. Door de ondeugdelijke afwerking heeft [appellante] last van tocht en is sprake van een ‘miereninvasie’ die door de kieren bij het glas de woning binnen komen. In verband hiermee vordert [appellante] in hoger beroep vaststelling van ontbinding van de aannemingsovereenkomst tussen partijen voor zover ondeugdelijk uitgevoerd. Daarnaast vordert zij, na vermindering van eis, voorwaardelijk namelijk (zo begrijpt het hof) voor zover het hof tot het oordeel komt dat zij in eerste aanleg een reconventionele vordering heeft ingesteld - veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van € 6.112,80 voor herstelwerkzaamheden en een vergoeding voor hogere stookkosten.
Geen reconventionele vordering in hoger beroep
4.2
Het hof stelt voorop dat [appellante] in hoger beroep voor het eerst vordert dat de ontbinding van de aannemingsovereenkomst tussen partijen voor zover ondeugdelijk uitgevoerd wordt vastgesteld en, voorwaardelijk, de veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van schadevergoeding van € 6.112,18 ter zake van herstelkosten en van hogere stookkosten. Dat is te laat. [appellante] heeft bij de kantonrechter geen reconventionele eis ingesteld en op grond van artikel 353 lid 1 Rv kan zij dit niet voor het eerst in hoger beroep doen. Het hof gaat voorbij aan de stelling van [appellante] dat zij in eerste aanleg wel degelijk een reconventionele vordering heeft ingesteld, dan wel heeft bedoeld in te stellen. Ter onderbouwing van die stelling verwijst [appellante] naar de passage
“Het spreekt dan ook, dat mijn ‘voorstel’ niet meer geldt, maar dat ik vanaf nu vergoeding van [geïntimeerde] eis wegens toegebrachte materiële en immateriële schade.”die is opgenomen in een door haar opgestelde bijlage bij het schriftelijk verweer met de kop “ [geïntimeerde] versus [appellante] ” van 7 januari 2020. Naar het oordeel van het hof blijkt uit deze bijlage niet van een kenbare eis in reconventie. De eis is niet opgenomen in de conclusie van antwoord zoals is voorgeschreven in artikel 137 Rv. Wat de status is van de bijlage, anders dan achtergrondverhaal, is verder onduidelijk gebleven.
4.3
Gelet op het voorgaande kan [appellante] niet worden ontvangen in haar vorderingen tot vaststelling van de ontbinding van de overeenkomst voor zover deugdelijk uitgevoerd en tot betaling van schadevergoeding. De vordering tot schadevergoeding kan alleen in de beoordeling worden betrokken voor zover het ook een beroep op (opschorting ter) verrekening behelst.
Nakoming van de aannemingsovereenkomst
4.4
[geïntimeerde] en [appellante] hebben een aannemingsovereenkomst in de zin van artikel 7:750 BW met elkaar gesloten. Op grond van deze overeenkomst heeft [geïntimeerde] dubbel glas in de woning van [appellante] geplaatst en heeft hij ter afwerking daarvan glaslatten aangebracht, deze glaslatten geschilderd en kit aangebracht. Tussen partijen is niet in geschil dat een deel van de afwerkingswerkzaamheden nog moet worden verricht. Wel is in geschil of [geïntimeerde] het werk deugdelijk heeft uitgevoerd en of [appellante] gehouden is de facturen van [geïntimeerde] te betalen.
4.5
Het hof stelt voorop dat [geïntimeerde] in beginsel recht heeft op betaling van de door hem uitgevoerde werkzaamheden. Dat geldt ook indien [geïntimeerde] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst doordat hij werkzaamheden niet goed heeft uitgevoerd. Ook wanneer [geïntimeerde] zijn verplichtingen uit de overeenkomst ondeugdelijk of onvolledig nakomt, geldt namelijk dat [appellante] slechts van haar eigen verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst – betaling van de facturen – kan worden bevrijd door ontbinding van de overeenkomst. Het hof constateerde hiervoor al dat [appellante] een vordering daartoe in eerste aanleg niet heeft ingesteld en dat zij dit in hoger beroep niet alsnog kan doen. De enkele stelling van [appellante] dat [geïntimeerde] de werkzaamheden ondeugdelijk heeft uitgevoerd, levert dus op zichzelf genomen geen grond op om haar van haar betalingsverplichting te bevrijden. [appellante] heeft in hoger beroep wel een voorwaardelijke vordering tot schadevergoeding ingesteld, maar (ook) die vordering was te laat. Voor zover het beroep op ontbinding en/of schadevergoeding als een opschortings-/verrekeningsverweer moeten worden beschouwd, geldt dat een dergelijk verweer deugdelijk onderbouwd dient te zijn. Daarvan is om hierna te noemen redenen geen sprake.
4.6
[appellante] is van mening dat sprake is van toerekenbare tekortkomingen in het werk van [geïntimeerde] . De door [geïntimeerde] geplaatste ruiten zijn volgens haar te kort en scheef geplaatst. De daardoor ontstane kieren zijn provisorisch met kit gedicht, waardoor de mieren inmiddels vrij spel hebben. In verband met deze tekortkomingen heeft [appellante] , via haar rechtsbijstandsverzekeraar, deskundigenbureau Kakeswaal, in de persoon van [naam1] , ingeschakeld. De bevindingen van [naam1] - hiervoor weergegeven onder rechtsoverweging 2.11 - komen erop neer dat het glas op de juiste wijze is geplaatst, maar dat nog enkele afwerkingswerkzaamheden dienen te worden uitgevoerd. De kosten van deze werkzaamheden schat [naam1] op € 750,-. De voornaamste stelling van [appellante] , inhoudende dat het glas te klein is en scheef is geplaatst, wordt in de rapportage van [naam1] niet onderschreven. [appellante] heeft daarop als tweede deskundige TMS Holland, in de persoon van [naam2] , ingeschakeld. Ook in de rapportage van [naam2] - hiervoor aangehaald onder rechtsoverweging 2.15 - wordt echter geconcludeerd dat het maatwerk correct is en dat het glas op correcte wijze is geplaatst. Met deze rapportages van de door haarzelf ingeschakelde deskundigen heeft [appellante] haar stelling dat sprake is van toerekenbare tekortkomingen aan de zijde van [geïntimeerde] bepaald niet onderbouwd. Uit beide rapportages blijkt het tegendeel: [geïntimeerde] heeft deugdelijk werk verricht, maar er moeten nog enkele afwerkingswerkzaamheden worden uitgevoerd. Het laatste ‘taxatierapport’ van Schildersbedrijf [naam3] is onvoldoende om aan de twee onderbouwde rapportages van [naam1] en [naam2] af te doen. Daar komt bij dat [naam3] bij zijn ‘taxatierapport’ eveneens een offerte voor de te verrichten werkzaamheden heeft uitgebracht, waardoor hij een eigen belang heeft bij de beoordeling van de werkzaamheden van [geïntimeerde] . Dat doet afbreuk aan zijn onafhankelijkheid.
Omdat [appellante] haar stelling dat het door [geïntimeerde] uitgevoerde werk gebrekkig is en dat hij is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst met [appellante] onvoldoende heeft onderbouwd, komt het hof niet toe aan nadere bewijslevering van die stelling door [appellante] . Het hof ziet in die situatie ook geen aanleiding om het verzoek van [appellante] om een gerechtelijk deskundige te benoemen in te willigen. Het beroep op ontbinding van de overeenkomst vanwege gebreken aan de door [geïntimeerde] uitgevoerde werkzaamheden faalt dus.
4.7
Wel blijkt uit de rapportages van [naam1] en [naam2] , en dit wordt door [geïntimeerde] ook erkend, dat nog enkele afwerkingswerkzaamheden moesten worden verricht. Die zijn door [naam1] geraamd op € 750,-. Dat het werk niet geheel is afgemaakt, geeft in dit geval echter evenmin grond tot (gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst. Ook rechtvaardigt het geen opschorting van de betalingsverplichting. Daartoe geldt het volgende.
4.8
[geïntimeerde] heeft zich meerdere keren bereid verklaard (herstel)werkzaamheden te verrichten. Zo schrijft [geïntimeerde] in een e-mail van 26 april 2018:
“Misschien dat het zo lukt om een afspraak te maken om het laatste af te maken. Als u nu even een paar datums doorgeeft kan ik mijn planning daarnaar aanpassen.”En op 19 juli 2018:
“Uiteraard ben ik bereid om de punten die u noemt te inspecteren, en voor zover dit nodig mocht zijn te herstellen. De werkzaamheden die ik nog niet heb kunnen afronden omdat mevrouw [appellante] niet beschikbaar was, zal ik dan afronden.”Op 23 november 2018 schrijft de vertegenwoordiger van [geïntimeerde] :
“Cliënt[ [geïntimeerde] ]
heeft al eerder aangegeven dat er een aantal werkzaamheden nog niet door hem zijn afgerond. Uw cliënte[ [appellante] ]
heeft namelijk meerdere keren aangegeven dat zij niet beschikbaar was voor de werkzaamheden door cliënt. Cliënt zal dan ook deze werkzaamheden eerst afronden. Vervolgens zal cliënt de bezwaren van uw cliënte bespreken. Cliënt is hiervoor beschikbaar op (…)”.[appellante] heeft dit echter geweigerd. Al op 1 mei 2018 heeft zij verklaard dat zij [geïntimeerde] niet meer op haar terrein wilde toelaten. Dat [appellante] [geïntimeerde] niet in staat heeft gesteld (herstel)werkzaamheden uit te voeren, leidt ertoe dat [appellante] in schuldeisersverzuim [1] is komen te verkeren. [appellante] heeft daarmee namelijk niet de vereiste medewerking verleend aan nakoming van de verbintenis door [geïntimeerde] . [geïntimeerde] kan als gevolg daarvan niet in verzuim zijn geraakt [2] . Dit leidt ertoe dat [appellante] geen beroep op ontbinding of opschorting toekomt omdat het werk nog niet af is gemaakt. Omdat geen sprake is van tekortschieten door [geïntimeerde] in zijn verplichtingen jegens [appellante] , is [geïntimeerde] ook niet aansprakelijk voor kosten die [appellante] eventueel nog moet maken voor herstel of afronding van de werkzaamheden. Die eventueel nog te maken kosten bieden alleen al om die reden geen grond voor (opschorting ter) verrekening met de betalingsverplichting uit de aannemingsovereenkomst. Datzelfde geldt voor de aanspraak op vergoeding van (gevolg)schade. Er is niet gesteld of gebleken dat nakoming van de overeenkomst blijvend onmogelijk is, zodat een vordering tot schadevergoeding hoe dan ook slechts toewijsbaar zou zijn wanneer [geïntimeerde] in verzuim verkeert. [3] Hiervan is, als gevolg van het schuldeisersverzuim van [appellante] , geen sprake. Dat maakt dat [appellante] in zoverre evenmin een beroep op verrekening toekomt.
4.9
De conclusie is dat [appellante] gehouden is de facturen van [geïntimeerde] ter hoogte van € 3.744,80 te betalen. De kantonrechter heeft op de facturen een bedrag van € 750,- in mindering gebracht in verband met de (herstel)werkzaamheden die nog moeten worden verricht. Tegen dit oordeel heeft [geïntimeerde] in hoger beroep geen bezwaar gemaakt. De betaling van de facturen van [geïntimeerde] is daarom toewijsbaar tot een bedrag van (€ 3.744,80 minus € 750,- =) € 2.994,80.
De slotsom
4.1
Gelet op het voorgaande wordt het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd. [appellante] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep (2 punten, tarief 1). De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen.
De beslissing
Het hof rechtdoende in hoger beroep:
verklaart [appellante] niet-ontvankelijk in haar vorderingen tot vaststelling van ontbinding van de aannemingsovereenkomst tussen partijen voor zover ondeugdelijk uitgevoerd en de veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van schadevergoeding van € 6.112,18 en hogere stookkosten;
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 21 april 2020;
veroordeelt [appellante] in de proceskosten in hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde] vastgesteld op € 332,- voor verschotten en € 1.574,- voor geliquideerd salaris van de advocaat;
veroordeelt [appellante] in het nasalaris, vastgesteld op € 163,-, met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 85,- in geval niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak is voldaan én betekening heeft plaatsgevonden;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Wat meer of anders is gevorderd, wordt afgewezen.
Dit arrest is gewezen door mr. M.W. Zandbergen, mr. J. Smit en mr. O.E. Mulder en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op dinsdag 16 november 2021.

Voetnoten

1.Artikel 6:58 BW
2.Artikel 6:61 lid 2 BW
3.Artikel 6:74 lid 2 BW