Uitspraak
[appellante],
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De feiten
“1.Is de isolerende beglazing juist geplaatst en is het glaswerk in de juiste maat gemaakt?(…) De deskundige is van mening dat de isolerende beglazing, op basis van de aanwezige informatie, op de juiste wijze is geplaatst.
3.De procedure bij de rechtbank
4.Wat is het oordeel van het hof?
Geen reconventionele vordering in hoger beroep
“Het spreekt dan ook, dat mijn ‘voorstel’ niet meer geldt, maar dat ik vanaf nu vergoeding van [geïntimeerde] eis wegens toegebrachte materiële en immateriële schade.”die is opgenomen in een door haar opgestelde bijlage bij het schriftelijk verweer met de kop “ [geïntimeerde] versus [appellante] ” van 7 januari 2020. Naar het oordeel van het hof blijkt uit deze bijlage niet van een kenbare eis in reconventie. De eis is niet opgenomen in de conclusie van antwoord zoals is voorgeschreven in artikel 137 Rv. Wat de status is van de bijlage, anders dan achtergrondverhaal, is verder onduidelijk gebleven.
Nakoming van de aannemingsovereenkomst
Omdat [appellante] haar stelling dat het door [geïntimeerde] uitgevoerde werk gebrekkig is en dat hij is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst met [appellante] onvoldoende heeft onderbouwd, komt het hof niet toe aan nadere bewijslevering van die stelling door [appellante] . Het hof ziet in die situatie ook geen aanleiding om het verzoek van [appellante] om een gerechtelijk deskundige te benoemen in te willigen. Het beroep op ontbinding van de overeenkomst vanwege gebreken aan de door [geïntimeerde] uitgevoerde werkzaamheden faalt dus.
“Misschien dat het zo lukt om een afspraak te maken om het laatste af te maken. Als u nu even een paar datums doorgeeft kan ik mijn planning daarnaar aanpassen.”En op 19 juli 2018:
“Uiteraard ben ik bereid om de punten die u noemt te inspecteren, en voor zover dit nodig mocht zijn te herstellen. De werkzaamheden die ik nog niet heb kunnen afronden omdat mevrouw [appellante] niet beschikbaar was, zal ik dan afronden.”Op 23 november 2018 schrijft de vertegenwoordiger van [geïntimeerde] :
“Cliënt[ [geïntimeerde] ]
heeft al eerder aangegeven dat er een aantal werkzaamheden nog niet door hem zijn afgerond. Uw cliënte[ [appellante] ]
heeft namelijk meerdere keren aangegeven dat zij niet beschikbaar was voor de werkzaamheden door cliënt. Cliënt zal dan ook deze werkzaamheden eerst afronden. Vervolgens zal cliënt de bezwaren van uw cliënte bespreken. Cliënt is hiervoor beschikbaar op (…)”.[appellante] heeft dit echter geweigerd. Al op 1 mei 2018 heeft zij verklaard dat zij [geïntimeerde] niet meer op haar terrein wilde toelaten. Dat [appellante] [geïntimeerde] niet in staat heeft gesteld (herstel)werkzaamheden uit te voeren, leidt ertoe dat [appellante] in schuldeisersverzuim [1] is komen te verkeren. [appellante] heeft daarmee namelijk niet de vereiste medewerking verleend aan nakoming van de verbintenis door [geïntimeerde] . [geïntimeerde] kan als gevolg daarvan niet in verzuim zijn geraakt [2] . Dit leidt ertoe dat [appellante] geen beroep op ontbinding of opschorting toekomt omdat het werk nog niet af is gemaakt. Omdat geen sprake is van tekortschieten door [geïntimeerde] in zijn verplichtingen jegens [appellante] , is [geïntimeerde] ook niet aansprakelijk voor kosten die [appellante] eventueel nog moet maken voor herstel of afronding van de werkzaamheden. Die eventueel nog te maken kosten bieden alleen al om die reden geen grond voor (opschorting ter) verrekening met de betalingsverplichting uit de aannemingsovereenkomst. Datzelfde geldt voor de aanspraak op vergoeding van (gevolg)schade. Er is niet gesteld of gebleken dat nakoming van de overeenkomst blijvend onmogelijk is, zodat een vordering tot schadevergoeding hoe dan ook slechts toewijsbaar zou zijn wanneer [geïntimeerde] in verzuim verkeert. [3] Hiervan is, als gevolg van het schuldeisersverzuim van [appellante] , geen sprake. Dat maakt dat [appellante] in zoverre evenmin een beroep op verrekening toekomt.
De slotsom