ECLI:NL:GHARL:2021:10649

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 november 2021
Publicatiedatum
16 november 2021
Zaaknummer
200.300.463/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een kort geding vonnis inzake huurachterstand en ontruiming

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 november 2021 een tussenuitspraak gedaan in een hoger beroep dat betrekking heeft op een incident tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een kort geding vonnis. De zaak betreft een huurachterstand van de appellante, die sinds 9 oktober 2015 een woning huurt van de geïntimeerden. De huurachterstand bedraagt ten minste € 6.051,93, en de kantonrechter heeft in een eerder vonnis bepaald dat de appellante de woning binnen zes weken moet ontruimen en de achterstallige huur moet betalen. De appellante heeft verzocht om schorsing van dit vonnis, omdat zij na de uitspraak betalingen heeft gedaan en haar financiële situatie aan het verbeteren is. De geïntimeerden betwisten echter dat de appellante in staat is om de resterende huurachterstand op korte termijn in te lopen. Het hof heeft de incidentele vordering beoordeeld aan de hand van de criteria van de Hoge Raad en heeft geoordeeld dat de nieuwe feiten, zoals de extra betalingen door de appellante, voldoende aanleiding geven om de tenuitvoerlegging van het vonnis te schorsen. Het hof heeft geconcludeerd dat het belang van de appellante bij het behoud van haar woning zwaarder weegt dan het belang van de geïntimeerden bij ontruiming, en heeft de vordering tot schorsing toegewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.300.463/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 9411525)
arrest van 16 november 2021 in het incident ex art. 351 Rv
in de zaak van
[appellante] ,
wonende te [woonplaats1] ,
appellante,
bij de rechtbank: gedaagde,
hierna:
[appellante],
advocaat: mr. W. Dwars, die kantoor houdt te Groningen,
tegen

1.[geïntimeerde1] ,

2. [geïntimeerde2] ,
beiden wonende te [woonplaats2] ,
geïntimeerden,
bij de rechtbank: eisers,
hierna gezamenlijk te noemen:
[geïntimeerden] c.s.,
advocaat: mr. G. Yosefzay, die kantoor houdt te Amsterdam.

1.De procedure bij de rechtbank

Hoe de procedure bij de rechtbank is verlopen, blijkt uit het vonnis in kort geding van
20 september 2021 van de kantonrechter, optredende als voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen (hierna: de kantonrechter).

2.De procedure in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van 27 september 2021 (met grieven), tevens houdende een vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging ex artikel 351 Rv in spoedappel;
- de schriftelijke memorie van eis van 5 oktober 2021;
- de memorie van antwoord in het incident van 19 oktober 2021;
2.2
Partijen hebben op 2 november 2021 arrest gevraagd in het incident en hebben de stukken daarvoor aan het hof gezonden.

3.De feiten, het geschil en de beslissing van de kantonrechter

3.1
Voor zover voor de beoordeling van dit incident van belang, gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2
[appellante] huurt sinds 9 oktober 2015 van [geïntimeerden] c.s. een woning aan de [adres] te [woonplaats1] . Daar woont zij samen met haar minderjarige dochter. De huurprijs bedraagt € 1.000,- per maand inclusief gas, water en licht en inclusief
€ 40,- voor de huur van de zitmaaier van [geïntimeerden] c.s.
3.3
[appellante] heeft van 17 september 2020 tot 1 juni 2021 onder bewind gestaan. Zij regelt sinds 1 augustus 2021 weer zelf haar financiën.
3.4
[appellante] heeft tot en met september 2021 een huurachterstand van ten minste
€ 6.051,93 laten ontstaan.
3.5
[geïntimeerden] c.s. hebben een bodemprocedure gestart bij de rechtbank waarin zij primair de ontbinding van de huurovereenkomst hebben gevorderd en betaling van de achterstallige huurpenningen. Vooruitlopend op de uitkomst van die procedure hebben zij [appellante] tevens in kort geding gedagvaard en ontruiming en betaling van de achterstallige en toekomstig verschuldigde huurpenningen gevorderd. [appellante] heeft tegen deze vorderingen verweer gevoerd.
3.6
De kantonrechter heeft het spoedeisend belang van [geïntimeerden] c.s. bij hun vordering in voldoende mate aanwezig geacht en de vorderingen van [geïntimeerden] c.s. toegewezen. [appellante] dient blijkens diens vonnis de woning binnen zes weken na betekening daarvan te ontruimen. Daarbij dient zij de achterstallige huurpenningen te betalen, alsmede een bedrag van € 1.000,- per maand totdat zij de woning heeft verlaten. Gelet op de gemaakte belangenafweging hebben [geïntimeerden] c.s. voldoende belang bij een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis.

4.De beoordeling in het incident

4.1
[appellante] verzoekt het hof de tenuitvoerlegging van het vonnis te schorsen totdat in de hoofdzaak – het hoger beroep van de kortgedinguitspraak – is beslist, met veroordeling van [geïntimeerden] c.s. in de kosten van het incident.
4.2
Ter onderbouwing van haar verzoek heeft [appellante] aangevoerd dat de kantonrechter geen rekening heeft kunnen houden met de na de vonnis door [appellante] aan [geïntimeerden] c.s. gedane betalingen. [appellante] heeft na het vonnis in totaal € 4.000,- aan [geïntimeerden] c.s. betaald, te weten op 23 september 2021 een maandelijkse huurtermijn van € 1.000,- en op 24 september 2021 een bedrag van € 3.000,- als aflossing op de huurachterstand. [appellante] verwacht dat op korte termijn nog een bedrag kan worden afgelost. Er resteert nu nog een kleine drie maanden aan huurachterstand. Hieruit blijkt dat [appellante] druk doende is om haar financiële situatie weer op orde te brengen, dat de huur weer wordt voldaan en dat de achterstand wordt ingelopen. Het belang van [appellante] bij het behouden van woonruimte dient gelet op dit alles zwaarder te wegen dan het belang van [geïntimeerden] c.s. bij ontruiming. Ook heeft executie van het vonnis onomkeerbare gevolgen.
4.3
[geïntimeerden] c.s. stellen zich – kort gezegd – op het standpunt dat het belang van [appellante] om de uitkomst van het hoger beroep in het gehuurde af te kunnen wachten op zichzelf onvoldoende is voor schorsing van het ontruimingsvonnis. [appellante] heeft met de betaling van € 3.000,- slechts (gedeeltelijk) voldaan aan de veroordeling van de kantonrechter om de achterstallige huur te betalen. De oorspronkelijke huurachterstand is daarbij hoger dan door de kantonrechter wordt geschetst, namelijk € 7.750,-. Dat betekent dat – rekening houdend met de aflossing van [appellante] – een huurachterstand resteert van
€ 4.750,-. Daarnaast kan ten aanzien van de aflossing van € 3.000,- niet worden gesproken van nieuwe feiten en omstandigheden. De kantonrechter heeft in zijn vonnis al rekening gehouden met een door [appellante] ter zitting toegezegde betaling van € 2.300,-. Verder betwisten [geïntimeerden] c.s. dat [appellante] in staat is om de resterende huurachterstand op korte termijn in te lopen. De belangenafweging dient dan ook in het voordeel van [geïntimeerden] c.s. uit te vallen. [appellante] heeft nog altijd niet de volledige achterstallige huur betaald, terwijl [geïntimeerden] c.s. wel de vaste lasten van de woning zijn blijven voldoen.
4.4
Het hof zal de incidentele vordering beoordelen aan de hand van de criteria die de Hoge Raad heeft gegeven in zijn arrest van 20 december 2019 (ECLI:NL:HR:2019:2026). Deze criteria houden in dat een vordering tot schorsing van de uitvoerbaar bij voorraad-verklaring van dat kortgedingvonnis alleen dan kan worden gehonoreerd indien zich nieuwe feiten of omstandigheden voordoen van na het vonnis en die de voorzieningenrechter niet in zijn overwegingen heeft kunnen betrekken, of in het geval het vonnis zou berusten op een kennelijke misslag. Ook een aan de zijde van [appellante] optredende noodtoestand zou aan uitvoerbaarheid van het vonnis in de weg kunnen staan.
4.5
[appellante] heeft op 24 september 2021, en dus na het bestreden vonnis, naast de maandelijkse huurtermijn een extra betaling aan [geïntimeerden] c.s. gedaan van € 3.000,-. De kantonrechter heeft omtrent door [appellante] in het vooruitzicht gestelde toekomstige betalingen slechts overwogen dat niet van [geïntimeerden] c.s. mag worden verwacht om mogelijke toekomstige betalingen van [appellante] af te wachten. Het hof begrijpt dat de onzekerheid of en wanneer die betalingen zouden worden gedaan voor de kantonrechter mede redengevend is geweest om de vorderingen van [geïntimeerden] c.s. toe te wijzen. Het feit dat [appellante] daadwerkelijk een forse extra betaling heeft verricht en daarmee in korte tijd een aanzienlijk deel van de huurachterstand is ingelopen, is wat het hof betreft dan ook een nieuw feit zoals bedoeld in r.o. 4.4, waar het hof rekening mee dient te houden bij de beoordeling.
4.6
Het hof ziet mede in dit nieuwe feit voldoende aanleiding om de vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging toe te wijzen. [appellante] is in korte tijd fors op de huurachterstand ingelopen en heeft aangevoerd ook extra inkomen uit onder meer een vrijwilligersvergoeding te zullen aanwenden voor de aflossing van de achterstand. Ook worden de maandelijkse huurpenningen door [appellante] voldaan. Daar komt bij dat bij een afwijzing van de incidentele vordering [appellante] en haar minderjarige dochter gedurende het hoger beroep de woning zullen moeten ontruimen en op zoek zullen moeten gaan naar andere woonruimte. Niet gesteld of gebleken is dat zij die op korte termijn kunnen verkrijgen. Daarmee zal de situatie voor [appellante] – ook bij een voor haar gunstige uitspraak in dit hoger beroep – onomkeerbaar zijn. Het belang van [appellante] is gelegen in het behoud van de woning totdat op het hoger beroep is beslist. Al het voorgaande bij elkaar nemende is het hof van oordeel dat het belang van [appellante] bij behoud van de woning in dit geval zwaarder dient te wegen dan het belang van [geïntimeerden] c.s. bij spoedige ontruiming van de woning voordat het hof in d hoofdzaak een beslissing heeft gegeven.. Dat geldt te meer nu deze procedure een spoed kortgeding betreft en in die procedure korte termijnen worden gehanteerd, zodat partijen binnen afzienbare tijd een beslissing van het hof kunnen verwachten, zodat zij snel duidelijkheid zullen hebben over de in geschil zijnde ontruiming van de woning.
Slotsom
4.7
De incidentele vordering zal worden toegewezen. De beslissing omtrent de kosten van het incident zal worden aangehouden tot de einduitspraak. De hoofdzaak zal naar de rol worden verwezen voor het nemen van de memorie van antwoord aan de zijde van [geïntimeerden] c.s.

5.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
in het incident:
schorst de tenuitvoerlegging van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 20 september 2021;
bepaalt dat omtrent de kosten zal worden beslist bij einduitspraak in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van
dinsdag 30 november 2021voor memorie van antwoord.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.H. Kuiper, J. Smit en P.S. Bakker en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op
16 november 2021.