ECLI:NL:GHARL:2021:10958

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 november 2021
Publicatiedatum
29 november 2021
Zaaknummer
21-000302-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van vonnis wegens algehele vrijspraak voor mishandeling en bedreiging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld voor mishandeling en bedreiging van zijn echtgenote, gepleegd op 14 augustus 2019. De politierechter had de verdachte een voorwaardelijke taakstraf van 60 uren opgelegd, subsidiair 30 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest en een proeftijd van 3 jaren. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting van het hof op 2 november 2021 is het bewijs tegen de verdachte besproken. De advocaat-generaal vorderde vernietiging van het vonnis en veroordeling van de verdachte. De verdediging heeft echter betoogd dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor de tenlastegelegde feiten. De echtgenote van de verdachte, die als aangeefster fungeerde, had tijdens de eerdere zitting verklaard dat haar aangifte onjuist was en dat de verdachte haar niet had mishandeld of bedreigd.

Het hof heeft de verklaring van de aangeefster in samenhang met het dossier beoordeeld en kwam tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. Het hof heeft daarom het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De beslissing van het hof is op 16 november 2021 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000302-20
Uitspraak d.d.: 16 november 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshofArnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 9 januari 2020 met parketnummer 18-196398-19 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 2 november 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het vonnis van de politierechter en veroordeling van verdachte ter zake van mishandeling en bedreiging van zijn echtgenote tot een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest en een proeftijd van 3 jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. P. Bollema, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft bij vonnis van 9 januari 2020, waartegen het hoger beroep is gericht, verdachte ter zake van mishandeling en bedreiging van zijn echtgenote, gepleegd op
14 augustus 2019, veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest en een proeftijd van 3 jaren.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 14 augustus 2019 te [plaats] zijn echtgenote, [naam1] , heeft mishandeld door haar stevig vast te pakken en/of bij de keel te pakken en/of haar mond dicht te drukken en/of (met kracht) tegen haar been te trappen;
2.
hij op of omstreeks 14 augustus 2019 te [plaats] [naam1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [naam1] dreigend de woorden toe te voegen "als je wilt scheiden zul je dat met de dood bekopen en/of dan ga ik je vermoorden", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde mishandeling en bedreiging.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van de tenlastegelegde feiten dient te worden vrijgesproken wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Aangezien er op de tenlastegelegde dag spanningen waren binnen het gezin en aangeefster met de kinderen naar Libanon op vakantie wou, heeft aangeefster in een netelige situatie aangifte gedaan. Aangeefster heeft vervolgens de politie gebeld om een einde te maken aan de spanningen in huis. Voorts heeft aangeefster bewust een afweging gemaakt om ter terechtzitting van de politierechter onder ede een ontlastende verklaring voor verdachte af te leggen. Aangeefster heeft verklaard dat haar aangifte onjuist was. Daarmee heeft aangeefster het risico aanvaard dat ze een valse aangifte heeft gedaan en daarom moet waarde worden gehecht aan haar verklaring afgelegd tegenover de politierechter.
Oordeel van het hof
Op grond van het strafdossier en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep stelt het hof vast dat de echtgenote van verdachte, [naam1] (hierna: aangeefster) als getuige ter terechtzitting van de politierechter op 9 januari 2020 een ontlastende verklaring voor verdachte heeft afgelegd. Aangeefster heeft eerst aangifte gedaan van mishandeling en bedreiging, waarna zij ter terechtzitting van de politierechter heeft verklaard dat haar aangifte niet klopte.
Ter terechtzitting van de politierechter heeft aangeefster verklaard dat zij op 14 augustus 2019 op een gegeven moment stond af te wassen en dat verdachte vroeg om een briefje van € 50,- om schoenen te kunnen kopen. Aangeefster weigerde dat, waarop verdachte haar verbood naar Libanon af te reizen. Vervolgens is daarover een discussie ontstaan waarbij er is geschreeuwd, en over en weer is getrokken en geduwd. Zij hebben elkaar vastgepakt uit radeloosheid, maar verdachte heeft haar niet bij haar keel gegrepen. Verdachte heeft aangeefster niet tegen haar been geschopt. De wond op haar been is op een ander moment ontstaan.
Met betrekking tot de bedreiging heeft aangeefster verklaard dat verdachte de bewuste woorden ‘als je wilt scheiden zul je dat met de dood bekopen en/of dan ga ik je vermoorden’ niet heeft gezegd op 14 augustus 2019.
Het hof acht aangeefsters getuigenverklaring ter terechtzitting van de politierechter op 9 januari 2020 in samenhang bezien met de overige inhoud van het dossier, niet onaannemelijk. Gelet op de verklaring van aangeefster ter terechtzitting van de politierechter en de weergave van de feiten die daaruit voortvloeit, heeft het hof niet de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. T.H. Bosma, voorzitter,
mr. H.J. Deuring en mr. O. Anjewierden, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G.A.G. van Essen, griffier,
en op 16 november 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.