In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om een hoger beroep inzake partneralimentatie en de verdeling van de gemeenschap van goederen na een echtscheiding. De partijen, een vrouw en een man, zijn in 2008 gehuwd in gemeenschap van goederen. De vrouw heeft op 17 juli 2020 een verzoek tot echtscheiding ingediend, waarop de rechtbank Gelderland op 26 maart 2021 een beschikking heeft gegeven. In deze beschikking is de echtscheiding uitgesproken en is bepaald dat de vrouw € 647,- per maand aan de man moet betalen voor zijn levensonderhoud. Daarnaast is de verdeling van de ontbonden gemeenschap van goederen vastgesteld, maar de vrouw is in hoger beroep gegaan tegen deze beschikking, met name over de hoogte van de partneralimentatie en de verdeling van de woning en schulden.
Tijdens de mondelinge behandeling op 11 november 2021 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De vrouw heeft drie grieven ingediend, waaronder de waarde van de woning en de schulden aan haar kinderen. Het hof heeft vastgesteld dat de woning aan de [adres] te [woonplaats1] tot de gemeenschap behoort en dat er onduidelijkheid is over de taxatie van de woning. Het hof heeft besloten dat de woning opnieuw getaxeerd moet worden door beide makelaars samen, en dat de vrouw de mogelijkheid krijgt om de woning over te nemen tegen de getaxeerde waarde.
Wat betreft de schulden aan de kinderen van de vrouw, heeft het hof geoordeeld dat de vrouw niet voldoende bewijs heeft geleverd dat een schuld van € 23.256,18 tot de gemeenschap behoort, maar heeft wel geoordeeld dat een lening van € 17.500,- aan de dochter van de vrouw tot de gemeenschap behoort. De vrouw heeft ook verzocht om een herberekening van de partneralimentatie, maar het hof heeft dit verzoek afgewezen omdat de vrouw onvoldoende financiële gegevens heeft overgelegd. Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd en de verdeling van de gemeenschap van goederen en de partneralimentatie opnieuw beoordeeld.