ECLI:NL:GHARL:2021:11263

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 december 2021
Publicatiedatum
7 december 2021
Zaaknummer
200.285.968/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwgeschil over aansprakelijkheid en betaling voor werkzaamheden aan vloerverwarming en keuken

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is behandeld, gaat het om een bouwgeschil tussen Aannemersbedrijf Bout en Zonen B.V. en Grotenhuis Installatie Buro B.V. Bout heeft in onderaanneming werkzaamheden laten verrichten door Grotenhuis en er is een geschil ontstaan over de inhoud van de overeenkomst en de aansprakelijkheid voor een lekkage in de vloerverwarming. De zaak is in hoger beroep gekomen na een eerdere uitspraak van de kantonrechter. Het hof heeft op 7 december 2021 een tussenuitspraak gedaan.

De feiten van de zaak zijn als volgt: Bout heeft Grotenhuis ingeschakeld voor werkzaamheden aan de badkamers en de keuken. Er zijn verschillende offertes en facturen uitgewisseld, waarbij Bout stelt dat Grotenhuis kosten in rekening heeft gebracht voor werkzaamheden die niet door haar zijn besteld. De kern van het geschil betreft de vraag of Bout verantwoordelijk is voor de betaling van de factuur van Grotenhuis, die ook kosten voor herstelwerkzaamheden aan de vloerverwarming in rekening brengt. Bout heeft de dekvloer gestort voordat de installatie was getest, wat complicaties heeft veroorzaakt bij de vaststelling van de aansprakelijkheid voor de lekkage.

Het hof heeft geoordeeld dat de kosten van de herstelwerkzaamheden niet door Bout kunnen worden verhaald op Grotenhuis, omdat niet vaststaat dat Grotenhuis tekort is geschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst. De beslissing van het hof houdt in dat Grotenhuis zich moet uitlaten over de specificatie van de kosten in een volgende zitting. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.285.968/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 7854107)
arrest van 7 december 2021
in de zaak van
Aannemersbedrijf Bout en Zonen B.V.,
gevestigd te Huizen,
appellante in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,
bij de rechtbank: gedaagde in conventie en eiseres in reconventie,
hierna:
Bout,
advocaat: mr. E.J.H. van Lith, die kantoor houdt te Almere,
tegen
Grotenhuis Installatie Buro B.V.,
gevestigd te Bussum,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellante in het incidenteel hoger beroep,
bij de rechtbank: eiseres in conventie en verweerster in reconventie,
hierna:
Grotenhuis,
advocaat: mr. J.D. Scheer, die kantoor houdt te Amsterdam.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Naar aanleiding van het tussenarrest van 29 juni 2021 heeft op 17 september 2021 een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Een kopie van het proces-verbaal dat daarvan is opgemaakt, is aan het dossier toegevoegd.
1.2
Partijen hebben arrest gevraagd en het hof heeft beslist dat vandaag arrest wordt gewezen.

2.Waar gaat de zaak over?

2.1
Bout heeft (ver)bouwwerkzaamheden uitgevoerd in de woning van familie [naam1] in [plaats] .
2.2
Bout heeft Grotenhuis ingeschakeld voor het verrichten van werkzaamheden in de woning.
2.3
Op 29 mei 2018 heeft Grotenhuis een eerste offerte aan Bout uitgebracht voor het verrichten van werkzaamheden aan de badkamers. Bout heeft Grotenhuis daarop gevraagd de offerte op enkele punten aan te passen.
2.4
Op 4 juni 2018 heeft Grotenhuis een tweede offerte aan Bout uitgebracht voor het verrichten van werkzaamheden aan de badkamers. De factuur van Grotenhuis ter zake van de badkamers is uiteindelijk verstuurd naar een andere aannemer, Okma Bouw, die deze factuur aan Grotenhuis heeft betaald.
2.5
Bout heeft Grotenhuis in juni 2018 opdracht verstrekt voor het verrichten van werkzaamheden aan de keuken, de hemelwaterafvoer in de uitbouw en het aanleggen van vloerverwarming.
2.6
Grotenhuis heeft op vrijdag 13 juli 2018 de slangen van de vloerverwarming gelegd. In één van de slangen zat op dat moment een knik die nog hersteld moest worden. Op maandag 16 juli 2018 heeft Bout een zandcementdekvloer over de vloerverwarming gestort, waarbij het gedeelte van de slang waarin zich de knik bevond is vrijgelaten. Grotenhuis heeft diezelfde dag een koppeling op de geknikte slang geplaatst. Grotenhuis heeft de installatie op dat moment niet getest.
2.7
Medio september 2018 is een lekkage in de vloerverwarming van de keuken geconstateerd. Het door Bout ingeschakelde onderzoeksbureau Polygon heeft hier op 20 september 2018 verslag van uitgebracht. De lekkage bevond zich in een andere groep van de vloerverwarming dan de groep waarin de geknikte slang zich bevond.
2.8
Bout heeft Grotenhuis in een brief van 20 september 2018 aansprakelijk gesteld voor de schade die is ontstaan als gevolg van het lek in de vloerverwarming.
2.9
Bout heeft de dekvloer op 24 september 2018 ter plaatse van de lekkage opengebroken. Het beschadigde stuk slang is hierbij verloren gegaan. Grotenhuis heeft de slang hersteld.
2.1
Grotenhuis heeft Bout op 26 september 2018 een factuur gestuurd waarbij € 13.655,97 in rekening wordt gebracht voor uitgevoerde werkzaamheden. Bout heeft deze factuur onbetaald gelaten.
2.11
In een factuur van 9 mei 2019 heeft Grotenhuis € 489,80 op deze factuur in mindering gebracht voor het leveren en aanleggen van de wasmachinekraan en het leveren van een douchegoot.
2.12
Bout heeft Grotenhuis in september en oktober 2018 twee facturen gestuurd ter hoogte van in totaal € 2.467,28 in verband met herstelwerkzaamheden aan de vloerverwarming. Betaling door Grotenhuis is uitgebleven.

3.De procedure bij de rechtbank

3.1
Grotenhuis heeft in conventie veroordeling van Bout gevorderd om aan haar te voldoen € 14.072,83 (bestaande uit € 13.166,17 aan hoofdsom en € 906,66 aan buitengerechtelijke incassokosten), te vermeerderen met de wettelijke handelsrente en met veroordeling van Bout in de (na)kosten van de procedure.
3.2
Bout heeft in reconventie gevorderd Grotenhuis te veroordelen om aan haar te voldoen € 2.467,28 exclusief btw, vermeerderd met de buitengerechtelijke kosten, wettelijke rente en proceskosten.
3.3
De kantonrechter heeft in het eindvonnis van 22 juli 2020 in conventie Bout veroordeeld aan Grotenhuis € 11.576,07 exclusief btw te betalen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente. Daarnaast heeft de kantonrechter Bout veroordeeld € 890,76 aan buitengerechtelijke incassokosten te betalen en is Bout veroordeeld in de proceskosten.
3.4
In reconventie heeft de kantonrechter Grotenhuis veroordeeld aan Bout te betalen € 2.467,28 exclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarnaast is Grotenhuis veroordeeld in de proceskosten.

4.Wat is het oordeel van het hof?

Inleiding
4.1
Bout is, onder aanvoering van vijf grieven, in hoger beroep gekomen tegen het eindvonnis van de kantonrechter. Ook Grotenhuis heeft (incidenteel) hoger beroep ingesteld tegen het vonnis, onder aanvoering van één grief. In de kern draait de zaak om de vraag in hoeverre de door Grotenhuis op 26 september 2018 gefactureerde werkzaamheden door Bout moeten worden betaald. Volgens Bout worden in deze factuur werkzaamheden in rekening gebracht die verband houden met de badkamers, terwijl niet zij, maar Okma opdrachtgever was voor deze werkzaamheden. De werkzaamheden die Grotenhuis heeft verricht aan de keuken, de hemelwaterafvoer van de uitbouw en de vloerverwarming betreffen daarmee volgens Bout een afzonderlijke opdracht en geen meerwerk. Verder worden op de factuur werkzaamheden in rekening gebracht waarvan Bout stelt dat zij daarvoor geen opdracht heeft gegeven.
4.2
Tot slot is in geschil wie verantwoordelijk is voor de schade aan de vloerverwarming. Grotenhuis heeft in verband met de lekkage aan de vloerverwarming kosten voor herstelwerkzaamheden in rekening gebracht in de factuur van 26 september 2018. Bout is van mening dat zij deze kosten niet hoeft te betalen, aangezien de lekkage door Grotenhuis is veroorzaakt en voor rekening en risico van Grotenhuis komt. Zij vordert op die grond van Grotenhuis betaling van de kosten die zij heeft moeten maken voor het herstel van de vloerverwarming. Het hof zal de tussen partijen bestaande geschilpunten hierna thematisch bespreken.
De inhoud van de overeenkomst
4.3
Partijen verschillen van mening over de vraag of Bout de offerte voor de badkamerwerkzaamheden van 4 juni 2018 heeft aanvaard. Volgens haar is die offerte nadien gewijzigd of ingetrokken, in die zin dat Grotenhuis in opdracht van Bout alleen nog werkzaamheden aan de keuken, vloerverwarming en de hemelwaterafvoer zou verrichten. Deze werkzaamheden dienen daarom te worden beschouwd als een nieuwe, afzonderlijke opdracht, en niet als meerwerk op de offerte van 4 juni 2018. Voor zover in de factuur van 26 september 2018 werkzaamheden in rekening worden gebracht die verband houden met de badkamers, is Bout naar eigen zeggen niet gehouden deze te betalen. Opdrachtgever van dat werk was volgens haar een andere aannemer die bij het werk was betrokken (Okma).
4.4
Het hof overweegt als volgt. Vast staat dat Grotenhuis in mei 2018 door Bout is benaderd en is gevraagd een offerte voor twee badkamers op te stellen. Grotenhuis heeft deze offerte op 4 juni 2018 uitgebracht. Grotenhuis was daarvoor, op of omstreeks 29 mei 2018, al begonnen met de werkzaamheden aan de badkamers. Dat blijkt uit de e-mail van Bout van vrijdag 25 mei 2018, waarin Bout aan Grotenhuis vraagt wanneer zij met de werkzaamheden kan starten, waarop Grotenhuis in een e-mail van diezelfde datum antwoordt:
“Dinsdag. Is dat een optie?”.Dat Grotenhuis daadwerkelijk op of omstreeks die datum is gestart, kan bovendien worden afgeleid uit de e-mail van Bout van woensdag 6 juni 2018, waarin hij Grotenhuis vraagt of het lukt de badkamers die week gereed te hebben. Volgens Bout is de overeenkomst nadien gewijzigd of ingetrokken, in die zin dat Grotenhuis alleen nog werkzaamheden aan de keuken, vloerverwarming en de hemelwaterafvoer in opdracht van Bout zou verrichten en zij de badkamerwerkzaamheden in opdracht van Okma zou verrichten. Over die aannemer wordt pas voor het eerst gesproken in een e-mail van
18 juni 2018. Bout schrijft dan aan Grotenhuis:
“Is alles goed geregeld voor wat betreft opdracht badkamers? Ik heb begrepen dat dat via andere aannemer loopt.”Partijen
e-mailen daarna, in de periode van 26 tot en met 28 juni 2018, over de facturatie aan Okma. Anders dan Bout betoogt, kan uit deze emailcorrespondentie niet worden afgeleid dat niet langer Bout, maar Okma, als opdrachtgever van de badkamerwerkzaamheden had te gelden. Op de vraag van Grotenhuis in zijn e-mail van 27 juni 2018
“offertebedragen naar Okma Bouw, meerwerk naar jou toch?” antwoordt Bout:
“Alle werkzaamheden voor de badkamers aan Okma. Alleen keukenwerkzaamheden, riolering HWA uitbouw en verwarming in uitbouw zijn voor onze rekening”.Daaruit kan weliswaar worden afgeleid dat de facturen ter zake van de badkamerwerkzaamheden aan Okma gestuurd moesten worden, maar niet dat de opdracht ter zake van die werkzaamheden - die eind juni 2018 al waren afgerond - door Bout werd beëindigd en dat Okma als nieuwe opdrachtgever had te gelden. Van enige bevestiging van de kant van Okma blijkt immers niets, en anders dan met een verwijzing naar de hiervoor genoemde e-mailcorrespondentie heeft Bout deze stelling niet onderbouwd. Het hof gaat er daarom vanuit dat Grotenhuis op grond van de offerte van 4 juni 2018 in opdracht van Bout de werkzaamheden aan de badkamers heeft verricht.
4.5
De in de offerte van 4 juni 2018 opgenomen werkzaamheden zijn wel door Okma betaald. Grotenhuis heeft daarnaast werkzaamheden uitgevoerd die nog niet betaald zijn. Het hof zal hierna beoordelen in hoeverre Bout gehouden is voor deze werkzaamheden te betalen.
De omvang/prijs van/voor werk aan de keuken, de hemelwaterafvoer van de uitbouw en de vloerverwarming
4.6
Zoals uit het voorgaande blijkt is de overeenkomst tussen partijen vastgelegd in de offerte van 4 juni 2018, zodat deze offerte leidend is bij de tussen partijen geldende afspraken. Vaststaat dat Bout Grotenhuis nadien opdracht heeft gegeven ook werkzaamheden te verrichten aan de keuken, de hemelwaterafvoer van de uitbouw en de vloerverwarming. Voor deze werkzaamheden geen prijs is geoffreerd of overeengekomen. Bout is daarom, op grond van het bepaalde in artikel 7:752 BW een redelijke prijs verschuldigd. Daaraan doet niet af dat Bout zelf aan haar opdrachtgevers, de familie [naam1] , een bedrag van € 4.000,- voor deze werkzaamheden heeft geoffreerd. Dit betekent immers niet dat dit bedrag ook tussen Bout en Grotenhuis is overeengekomen. Bout heeft dit tijdens de zitting in hoger beroep ook erkend door te verklaren dat tussen haar en Grotenhuis ter zake van deze werkzaamheden geen prijsafspraak is gemaakt.
4.7
Grotenhuis heeft op 26 september 2018 een factuur met een gedetailleerde beschrijving van de verrichtte werkzaamheden, de gebruikte materialen en de prijzen daarvan verstuurd, waarop ook het arbeidsloon per dag en het aantal gewerkte uren is gespecificeerd.
4.8
Bout stelt dat Grotenhuis in deze factuur arbeidsloon dubbel heeft gefactureerd, omdat Grotenhuis uren in rekening brengt vanaf 13 juni 2018, terwijl zij pas vanaf 3 juli 2018 is begonnen met de werkzaamheden aan de keuken en ook de werkzaamheden aan de hemelwaterafvoer en vloerverwarming op latere data zijn uitgevoerd. De uren in de periode van 13 juni 2018 tot 3 juli 2018 moeten daarom volgens Bout wel betrekking hebben op de badkamerwerkzaamheden en zijn dus voor rekening van Okma.
Het hof volgt Bout niet in dit betoog. Grotenhuis heeft gemotiveerd onderbouwd dat zij wel degelijk werkzaamheden voor de keuken heeft uitgevoerd in de periode van 13 juni 2018 tot 3 juli 2018. Zij stelt dat zij vanaf 13 juni 2018 het voorbereidend loodgieterswerk heeft uitgevoerd, de standleiding van het riool die in de keuken stond heeft verplaatst, de koudwaterleiding naar de kelder heeft gelegd en de gasleiding, waterleiding en stuk riool voor het aanrecht heeft voorbereid. Het hof constateert dat deze lezing van Grotenhuis wordt ondersteund door de e-mail van woensdag 6 juni 2018, waarin Bout aan Grotenhuis vraagt:
“Lukt het om badkamers deze week gereed te hebben?”en:
“Kunnen jullie aansluitend aan werkzaamheden badkamers en toilet ook alvast leidingwerk voor keuken erin maken?”.Op grond hiervan acht het hof aannemelijk dat Grotenhuis aansluitend aan de badkamerwerkzaamheden - en dus vóór 3 juli 2018 - al voorbereidende werkzaamheden voor de keuken heeft verricht. Daaraan doet niet aan af dat Grotenhuis op 2 juli 2018 aan Bout emailt:
“Ik had vandaag toegezegd voor de keuken. Wordt echter morgen”. Grotenhuis heeft gesteld dat deze e-mail betrekking had op de vervolgwerkzaamheden aan de keuken. Die lezing is door Bout onvoldoende gemotiveerd betwist. Onder deze omstandigheden heeft Bout onvoldoende bestreden dat Grotenhuis in de factuur van 26 september 2018 uren in rekening kon brengen die betrekking hadden op de badkamerwerkzaamheden.
4.9
Bout stelt verder dat Grotenhuis in de factuur ten aanzien van acht werkzaamheden kosten in rekening brengt die niet betrekking hebben op de keuken, de hemelwaterafvoer of de vloerverwarming en waarvoor zij geen opdracht heeft gegeven. Het hof zal deze hierna bespreken.
wasmachinekraan bij wasmachine aangelegd
4.9.1
Ten aanzien van deze post geldt dat Grotenhuis erkend heeft dat deze werkzaamheden niet binnen de opdrachtovereenkomst vielen. Grotenhuis heeft in verband hiermee al op 9 mei 2019 een creditfactuur aan Bout gezonden, zodat niet in geschil is dat Bout de kosten van deze werkzaamheden niet hoeft te betalen.
standleiding omgezet
4.9.2
Tijdens de zitting in hoger beroep heeft Grotenhuis ten aanzien van het omzetten van de standleiding verklaard dat zij voor deze werkzaamheden rechtstreeks opdracht heeft gekregen van de familie [naam1] , maar dat zij de kosten hiervan bij Bout in rekening heeft gebracht. Omdat Grotenhuis daarmee erkent dat Bout haar geen opdracht heeft gegeven de standleiding om te zetten maar zij dit in rechtstreekse opdracht van familie [naam1] heeft gedaan, kan zij de kosten hiervan niet bij Bout in rekening brengen. De kosten (arbeid en materiaal) die verband houden met deze werkzaamheden moeten daarom in mindering worden gebracht op de factuur van 26 september 2018.
warmwaterleiding vanaf cv ketel aangepast
4.9.3
Grotenhuis heeft ten aanzien van deze post tijdens de zitting in hoger beroep verklaard dat deze werkzaamheden zijn verricht ten behoeve van een van de badkamers. In de offerte van 4 juni 2018 is opgenomen
“De warmwaterleiding vanaf de cv-ketel uitvoeren in tece 25 mm om voldoende druk in beide badkamers over te houden”.Omdat hiervoor is gebleken dat partijen zijn overeengekomen dat de geoffreerde badkamerwerkzaamheden bij Okma in rekening zouden worden gebracht en Grotenhuis bovendien verklaard heeft dat Okma de op de offerte vermelde werkzaamheden ook betaald heeft, kan Grotenhuis deze werkzaamheden niet nog een keer bij Bout in rekening brengen. De factuur moet worden verminderd met de kosten die verband houden met deze werkzaamheden.
gasleiding aangelegd en afgeperst
4.9.4
Grotenhuis heeft bij het hof verklaard dat deze werkzaamheden betrekking hebben op de cv-ketel en dat deze ten behoeve van de keuken zijn verricht. Bout heeft dit onvoldoende gemotiveerd weersproken. Omdat niet in geschil is dat Grotenhuis in opdracht van Bout de werkzaamheden aan de keuken heeft uitgevoerd, dient Bout de kosten hiervan te betalen.
later extra warmwaterleiding t.b.v. badkamer vanaf cv
4.9.5
Ten aanzien van deze post geldt, zo heeft Grotenhuis ter zitting in hoger beroep verklaard, dat het gaat om dezelfde werkzaamheden als de post ‘warmwaterleiding vanaf cv ketel aangepast’. Het hof heeft hiervoor in rov. 4.9.3 al overwogen dat de hiermee verband houdende kosten niet ten laste van Bout kunnen worden gebracht en dus in mindering moeten worden gebracht op de factuur van 26 september 2018.
fontein toilet aangepast
4.9.6
Grotenhuis heeft verklaard dat deze post niet is opgenomen in de offerte en daarom meerwerk betreft. Zij kan niet meer achterhalen wie hiervoor opdracht heeft gegeven. Anders dan Grotenhuis meent, heeft de omstandigheid dat niet meer te achterhalen is wie opdracht heeft verstrekt de fontein in het toilet aan te passen, niet tot gevolg dat Bout de kosten daarvan moet voldoen. ligt op de weg van Grotenhuis aan te tonen dat Bout gehouden is deze kosten te betalen. Dat is niet gebeurd. De kosten die verband houden met deze werkzaamheden moeten daarom in mindering worden gebracht op de factuur van 26 september 2018.
leidingwerk omgelegd
4.9.7
Grotenhuis heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat deze post betrekking heeft op het aanpassen van het fonteintje in het toilet. Ten aanzien van deze werkzaamheden geldt daarom hetzelfde als wat het hof hiervoor onder rechtsoverweging 4.9.6 heeft overwogen.
cv leidingen en radiator in berghok aangesloten en gebeugeld onder de vloer
4.9.8
Ten aanzien van deze post heeft Grotenhuis ter zitting bij het hof verklaard dat de werkzaamheden verband houden met het aanleggen van de vloerverwarming. Bout heeft dit onvoldoende gemotiveerd weersproken. Omdat niet in geschil is dat Grotenhuis in opdracht van Bout de vloerverwarming heeft aangelegd, dient Bout de kosten die verband houden met deze werkzaamheden te betalen.
4.1
Het hof concludeert op grond van het voorgaande dat Grotenhuis ten onrechte de kosten (arbeid en materiaal) verband houdende met de werkzaamheden ‘standleiding omgezet’, ‘warmwaterleiding vanaf cv ketel aangepast’, ‘later extra warmwaterleiding t.b.v. badkamer vanaf cv’, ‘fontein toilet aangepast’ en ‘leidingwerk omgelegd’ bij Bout in rekening heeft gebracht. Hoewel in de factuur van 26 september 2018 de gebruikte materialen en het aantal gewerkte uren per dag zijn gespecificeerd, kan daaruit niet worden afgeleid welke kosten verband houden met de hiervoor genoemde werkzaamheden. Het hof zal Grotenhuis daarom opdragen bij akte deze kosten te specificeren door aan te geven welk materiaal (en de prijzen daarvan) verband houden met de hiervoor genoemde posten en hoeveel uren met deze werkzaamheden gemoeid zijn geweest. Bout zal de gelegenheid krijgen hierop bij antwoordakte te reageren.
De schade aan de vloerverwarming
4.11
Grotenhuis heeft op vrijdag 13 juli 2018 de vloerverwarming in de woning aangelegd. Vast staat dat zich op dat moment in een van de slangen van de vloerverwarming een knik bevond waar Grotenhuis nog een koppeling op moest zetten om deze te herstellen. Op maandag 16 juli 2018 heeft Bout de dekvloer over de vloerverwarming gestort, waarbij het stuk slang waarin de knik zich bevond is vrijgelaten. Grotenhuis heeft die maandag de koppeling op de knik geplaatst. De vloerverwarming is toen verder aangesloten, maar niet afgevuld of op andere wijze getest. In september 2018 is de vloerverwarming voor het eerst afgevuld en is de lekkage geconstateerd. Bout heeft de dekvloer daarop opengebroken. Gebleken is dat in een slang van de vloerverwarming een scheur of een gat zat. Grotenhuis heeft herstelwerkzaamheden uitgevoerd. Onduidelijk is gebleven hoe of wanneer deze scheur of dit gat is ontstaan. Het beschadigde stuk slang is direct na het openbreken van de vloer door Bout weggegooid.
4.12
Zowel Grotenhuis als Bout hebben kosten gemaakt in verband met de herstelwerkzaamheden aan de vloerverwarming. Grotenhuis heeft in haar factuur van 26 september 2018 kosten ter hoogte van € 651,05 in rekening gebracht. Bout vordert van Grotenhuis herstelkosten ter hoogte van € 2.467,28. De vraag is voor wiens rekening en risico de kosten deze kosten dienen te komen.
4.13
Het hof stelt voorop dat tussen partijen niet (langer) in geschil is dat de lekkage niet is veroorzaakt door de knik in de leiding. De knik in de leiding bevond zich in een andere groep van de vloerverwarming en is bovendien hersteld voordat de dekvloer over dit gedeelte is gestort. Daarbij staat vast dat zich ter plaatse van de lekkage een gat of een scheur in de slang bevond en geen knik.
Vaststaat dat Grotenhuis na het aanleggen van de vloerverwarming deze niet ter controle heeft afgevuld. Grotenhuis schrijft hierover op 20 september 2018:
“Op dat moment[hof: vrijdag 13 juli 2018]
was bekend dat ze nog iets moesten aanpassen aan de nu, lekkende slang en dat de installatie ter controle gevuld moest worden. Op maandagmorgen bij aankomst wilden ze de leiding met het juiste materiaal aanbrengen en de installatie vullen. Bij aankomst lag de vloer al dicht en mochten ze nergens bij. Ook niet om te vullen. Controle op lekkage was hierdoor niet meer mogelijk.”
4.14
Het hof is van oordeel dat het evident is dat de dekvloer pas gestort kan worden nadat de installatie is getest. Het had dan ook op de weg van Bout gelegen niet eerder over te gaan tot het storten van de dekvloer dan nadat de installatie zou zijn getest. Uit niets blijkt daarbij dat Bout ervan heeft kunnen uitgaan dat Grotenhuis de installatie voor maandag 16 juli 2018 al had getest. In tegendeel; Bout was ervan op de hoogte dat sprake was van een knik in de leiding die nog door Grotenhuis moest worden hersteld. Onder die omstandigheid ligt het voor de hand dat Grotenhuis niet eerder dan na dat herstel zou overgaan tot het testen van de installatie. Bout heeft de dekvloer evenwel op maandag 16 juli 2018 laten storten. Wanneer dan vervolgens op 20 september 2018 een lekkage wordt geconstateerd, waarvan achteraf niet valt vast te stellen of die is veroorzaakt bij de aanleg van de vloerverwarming of bij het storten van de dekvloer, kunnen de kosten van het herstel van die lekkage niet door Bout bij Grotenhuis in rekening worden gebracht. Niet vast staat immers dat Grotenhuis tekort is geschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst door een lekkage te veroorzaken, terwijl de onzekerheid over de oorzaak van de lekkage niet voor risico van Grotenhuis komt, aangezien het Bout is geweest die de dekvloer heeft gestort voordat de installatie was getest. De door Bout gevorderde herstelkosten ter hoogte van € 2.467,28 dienen daarom te worden afgewezen.
4.15
Grotenhuis heeft in haar factuur van 26 september 2018 eveneens kosten van herstel gevorderd. Waarom Bout zou moeten opdraaien voor deze kosten heeft Grotenhuis echter niet gesteld. Deze kosten zullen daarom evenmin worden toegewezen.
De slotsom
4.16
Het hof zal de zaak naar de rol verwijzen zodat Grotenhuis zich bij akte uit kan laten als bedoeld in rechtsoverweging 4.10. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

Het hof stelt Grotenhuis in de gelegenheid zich uiterlijk
dinsdag 28 december 2021bij akte uit te laten als bedoeld in rechtsoverweging 4.10.
Het hof houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mr. R.E. Weening, mr. M.W. Zandbergen en mr. J. Smit en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 7 december 2021.