Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
de raad voor de kinderbescherming(de raad),
1.Samenvatting
2.Rechtszaak bij het hof
3.Beslissing van de kinderrechter
De kinderrechter:
4.Verzoeken in hoger beroep
1. de beschikking d.d. 30 juni 2021 te vernietigen, en alsnog de Raad voor de
het verzoek van de moeder in hoger beroep af te wijzen alsmede de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, d.d. 30 juni 2021 te bekrachtigen.”
5.Feiten
.
6.Beoordeling
.Ook heeft zij zich bereid getoond om aan de onderlinge communicatie en het gebrek aan vertrouwen te werken. Uit het Eindverslag van [naam4] blijkt dat het hulpverleningstraject voortijdig is beëindigd vanwege de houding en het gedrag van de vader. Er is door de behandelaren ervaren dat de vader geen ingang biedt om op een respectvolle en constructieve manier met de moeder en de betrokkenen te spreken. Vanwege het gebrek aan samenwerking met de vader is het traject gestopt. De vader heeft dat laatste betwist en stelt dat hij niet degene is die het hulpverleningstraject heeft afgebroken. Wat daar verder ook van zij, het hof is het met de moeder eens dat de beëindiging van de noodzakelijk geachte hulpverlening haar niet kan worden tegengeworpen. De moeder was en is bereid om hulpverlening te aanvaarden en vindt het nog steeds belangrijk dat de vader en zij met elkaar communiceren en dat [de minderjarige] haar vader leert kennen. Nu niet is gebleken dat de gezaghebbende ouder de noodzakelijke zorg niet of onvoldoende accepteert, dient de bestreden beschikking te worden vernietigd en dient het verzoek van de raad tot ondertoezichtstelling van [de minderjarige] (alsnog) te worden afgewezen.
7.Beslissing
.