In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontvankelijkheid van een vordering tot afgifte van documenten op grond van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De appellanten, die in een geschil verwikkeld zijn met Van Lanschot Kempen Wealth Management N.V., hadden in eerste aanleg een incidentele vordering ingediend om bepaalde schriftelijke stukken te verkrijgen. De rechtbank had deze vordering afgewezen, en de appellanten gingen in hoger beroep tegen deze beslissing. Het hof oordeelde dat het hoger beroep niet-ontvankelijk was, omdat het ging om een tussenvonnis waartegen geen hoger beroep openstond volgens artikel 337 lid 2 Rv. Het hof benadrukte dat de wetgever tussentijds beroep heeft uitgesloten om fragmentatie van de instructie van de zaak en vertraging te voorkomen. De appellanten hadden aangevoerd dat er sprake was van een uitzondering op het appelverbod, maar het hof verwierp dit argument. De beslissing van het hof houdt in dat de appellanten niet ontvankelijk zijn in hun hoger beroep en dat zij worden veroordeeld in de proceskosten van het geding in hoger beroep.