In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake het verzoek van een vader om een omgangsregeling met zijn minderjarige kind. De vader, die zonder advocaat procedeerde, had eerder een verzoek ingediend bij de rechtbank Midden-Nederland, dat was afgewezen. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden.
De vader had in het verleden een moeizame communicatie met de gecertificeerde instelling, Stichting Samen Veilig Midden-Nederland (GI), en er waren zorgen over de impact van de vader op de ontwikkeling van het kind. De raad voor de kinderbescherming had rapporten opgesteld waarin werd geconcludeerd dat er op dat moment geen mogelijkheden waren voor omgang tussen de vader en het kind. De rapporten wezen op de emotionele en psychologische problemen van het kind, die verband hielden met de vader, en de noodzaak voor de vader om aan zijn eigen ontwikkeling te werken voordat omgang mogelijk zou zijn.
Tijdens de mondelinge behandeling werd duidelijk dat de vader niet voldoende inzicht had gegeven in zijn hulpverlening en dat er geen verbetering was in zijn houding. Het hof oordeelde dat het verzoek om een omgangsregeling niet in het belang van het kind was, gezien de huidige situatie. De vader kan in de toekomst opnieuw een verzoek indienen, maar zal eerst aan zichzelf moeten werken om een kans van slagen te hebben.
Het hof heeft de proceskosten in hoger beroep gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Deze beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.