ECLI:NL:GHARL:2021:11619

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 december 2021
Publicatiedatum
20 december 2021
Zaaknummer
200.293.562/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding tussen partijen met een huwelijk gesloten in Soedan

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot echtscheiding. De man, verzoeker in hoger beroep, heeft het hof verzocht de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland van 26 januari 2021 te vernietigen, waarin het verzoek tot echtscheiding was afgewezen. De man heeft gesteld dat hij op 17 januari 2015 in Soedan is gehuwd met de vrouw, die momenteel zonder bekende woon- of verblijfplaats is. Het hof heeft vastgesteld dat de man sinds juni 2016 in Nederland woont en dat hij de Eritrese nationaliteit heeft. De vrouw's nationaliteit is onbekend.

De rechtbank had het verzoek tot echtscheiding afgewezen vanwege onvoldoende bewijs van het bestaan van het huwelijk. De man heeft echter ter zitting verklaard dat hij de vrouw in 2014 in een kerk in Soedan heeft leren kennen en dat hij na het huwelijk met haar heeft samengewoond. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) had eerder de aanvraag voor gezinshereniging van de vrouw afgewezen wegens gebrek aan bewijsstukken. De man heeft een moeilijk leesbare kopie van een huwelijksakte overgelegd, maar het hof heeft vastgesteld dat er geen geldig afschrift van de huwelijksakte is overgelegd.

Desondanks heeft het hof geoordeeld dat de man consistent heeft verklaard over het huwelijk en dat er voldoende aanwijzingen zijn dat het huwelijk rechtsgeldig is gesloten volgens Soedanees recht. Het hof heeft geconcludeerd dat het huwelijk van partijen in Nederland erkend kan worden en dat het verzoek tot echtscheiding gegrond is. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en de echtscheiding uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.293.562/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 200450)
beschikking van 16 december 2021
inzake
[verzoeker](de man),
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
advocaat: mr. A.R.H. Baas te Groningen,
en
[de vrouw](de vrouw),
zonder een bekende woon- of verblijfplaats in Nederland of in het buitenland.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 26 januari 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 23 april 2021.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 1 november 2021 plaatsgevonden. De man is verschenen, bijgestaan door zijn advocaat en de heer [de tolk] , tolk in de Tigrinya taal met tolknummer [nummer] . In verband met de coronamaatregelen heeft één van de raadsheren, te weten mr. E.B.E.M. Rikaart-Gerard, via beeldbellen deelgenomen aan de zitting.

3.De feiten

3.1
In de basisregistratie personen (BRP) staat dat partijen met elkaar zijn gehuwd op 17 januari 2015.
3.2
De man woont sinds juni 2016 in Nederland. Hij heeft de Eritrese nationaliteit en is in het bezit van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd asiel. De nationaliteit van de vrouw is onbekend.
3.3
De man heeft de rechtbank, bij verzoekschrift ingekomen op 31 augustus 2020, verzocht de echtscheiding tussen partijen uit te spreken omdat het huwelijk duurzaam is ontwricht.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking van 26 januari 2021 heeft de rechtbank het verzoek tot echtscheiding afgewezen.
4.2
De man is met één grief in hoger beroep gekomen. Hij verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en alsnog, rechtdoende in hoger beroep, het verzoek van de man toe te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

Rechtsmacht en toepasselijk recht
5.1
Op grond van artikel 3 van de Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van de Europese Unie van 27 november 2003 (Brussel II-bis) komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe ten aanzien van het verzoek, nu de man zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft. Gelet op artikel 10:56 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is Nederlands recht van toepassing op het verzoek tot echtscheiding.
(Erkenning) huwelijk
5.2
Op grond van artikel 10:31 lid 1 BW moet het hof beoordelen of partijen in Soedan zijn gehuwd en, zo ja, of dit in Soedan gesloten huwelijk van de man en de vrouw in Nederland erkend kan worden. Het uitgangspunt is dat een buiten Nederland gesloten huwelijk in Nederland wordt erkend wanneer het volgens het recht van de staat waar de huwelijksvoltrekking plaatsvond rechtsgeldig is of nadien rechtsgeldig is geworden.
5.3
Volgens de man heeft de rechtbank ten onrechte het verzoek tot echtscheiding afgewezen vanwege onvoldoende onderbouwing van het bestaan van het op 17 januari 2015 in Soedan gesloten huwelijk tussen partijen. De man heeft ter zitting van het hof verklaard dat hij de vrouw eind 2014 in een kerk in Soedan heeft leren kennen en dat hij na het huwelijk een periode met haar in Soedan heeft samengewoond, tot hij in 2016 naar Nederland is afgereisd. Soedan staat bekend als doorreisland en het was de bedoeling dat de vrouw in het kader van gezinshereniging ook naar Nederland zou komen. Bij beschikking van 15 september 2017 heeft de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) de aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf van de vrouw echter afgewezen wegens het ontbreken van bewijsstukken aangaande de familierechtelijke relatie. De IND heeft de door de man aangeleverde huwelijksakte op basis van een onderzoeksrapport van 27 juni 2017 als vals aangemerkt en de originele huwelijksakte onder zich gehouden. De man heeft geen
contra-expertise op het document laten verrichten omdat hij niet over voldoende financiële middelen beschikte om dat te kunnen doen. Ook beschikt de man niet meer over de foto’s van het huwelijk, aangezien de IND deze niet heeft teruggegeven. De man stelt dat hij (tevergeefs) bezwaar heeft gemaakt tegen de beslissing van de IND. Verder heeft de man aangegeven dat hij de vrouw in 2016 voor het laatst heeft gezien en dat hij in 2019 voor het laatst contact met haar heeft gehad. De vrouw heeft de man toen laten weten dat zij de procedure te lang vond duren en niet meer met hem verder wilde.
5.4
De man heeft ter onderbouwing van het door hem gestelde huwelijk een lastig leesbare kopie overgelegd van een huwelijksakte van een Eritrese Orthodoxe kerk. Ter zitting van het hof heeft de man toegelicht dat onder andere in de akte zijn opgenomen: de namen van partijen, de huwelijksdatum van 17 januari 2015, de naam van de kerk (St. Michael-kerk), de priester en van de drie getuigen, zijnde vrienden van de man, met wie hij inmiddels geen contact meer heeft. Daarnaast volgt uit het afschrift van het eerste gehoor bij de IND, van 8 juni 2016, dat sprake is van een religieus gesloten huwelijk met de vrouw. Verder blijkt dit uit de door de man op 13 juni 2016 afgelegde verklaring onder ede, als bedoeld in artikel 2.8, lid 2, onder e van de Wet basisregistratie personen, waarna het huwelijk is geregistreerd in de BRP.
5.5
Het hof stelt vast dat in deze procedure geen geldig afschrift of uittreksel van de huwelijksakte is overgelegd. Ook in dat geval kan echter sprake zijn van een rechtsgeldig gesloten huwelijk. In de rechtspraak wordt op verschillende wijze aangekeken tegen de vraag hoe om te gaan in het geval dat zulke geschriften in het kader van een verzoek tot echtscheiding niet kunnen worden overgelegd. Indien de huwelijksakte redelijkerwijze niet kan worden ingebracht, kan op grond van artikel 815 lid 6 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering door middel van andere stukken of op andere wijze daarin worden voorzien. Het hof stelt vast dat de man reeds sinds zijn verblijf in Nederland consistent heeft verklaard (bij de IND, de gemeente, de rechtbank en het hof) dat hij op 17 januari 2015 is gehuwd met de vrouw. De ambtenaar van de burgerlijke stand heeft partijen ook op basis van de verklaring onder ede van de man in Nederland geregistreerd als gehuwd. Tegen die achtergrond en gelet op de overgelegde stukken, de Soedanese/Eritrese gebruiken omtrent een religieus huwelijk en de procedure van gezinshereniging in 2017 ziet het hof geen aanleiding de verklaring van de man onder ede te passeren en neemt het hof aan dat het op 17 januari 2015 gesloten huwelijk van partijen naar Soedanees recht rechtsgeldig tot stand is gekomen en daarom in Nederland wordt erkend.
De echtscheiding
5.6
De man heeft gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. De man woont al jaren in Nederland en de vrouw is nimmer in Nederland geweest. De man weet niet waar de vrouw op dit moment verblijft. Het verzoek tot echtscheiding zal daarom, als niet weersproken en op de wet gegrond, en nu aan de verdere formele vereisten daarvoor is voldaan, worden toegewezen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 26 januari 2021, en opnieuw beschikkende:
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd te [plaats] (Soedan) op
17 januari 2015.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.A. Vermeulen, E.B.E.M. Rikaart-Gerard en
L. van Dijk, bijgestaan door mr. E. Klijn als griffier, en is op 16 december 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.