Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.De procedure bij de rechtbank
2.De procedure bij het hof
3.Het geschil
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
2. Partijen verplichten zich naar evenredigheid van hun inkomen bij te dragen in de kosten
1. Indien de overeenkomst eindigt tengevolge van opzegging of huwelijk zijn partijen
Deze gemeenschappelijke bank- en/of girorekening en/of deze gemeenschappelijke kas wordt/worden op naam van beide partijen gesteld;zij zijn daarin ieder voor de helft gerechtigd. (onderstreping hof)’. Deze laatste zinssnede was niet opgenomen in de casus in het door de man aangehaalde arrest. Aldus hebben partijen een praktische bepaling opgenomen die ingewikkelde maandelijkse/jaarlijkse rekenexercities overbodig maakt. Anders dan de man stelt zijn artikel 3 lid 2 en artikel 3 lid 3 laatste zinsnede dan ook niet tegenstrijdig, maar juist complementair. Op grond van lid 3 kunnen partijen ook meer dan een gedeelte van hun inkomen (in casu dus hun gehele inkomen) op de gezamenlijke rekening overmaken. Dit heeft dan echter wel tot gevolg dat dit meerdere door deze laatste zinsnede in lid 3 gezamenlijk wordt en aan ieder voor de helft toekomt. De stelling van de man dat deze laatste zinsnede er enkel op ziet dat beide partijen over de betaalrekening kunnen beschikken en niets zegt over de gerechtigdheid tot de gelden op de rekening volgt het hof niet. Ten eerste volgt de bevoegdheid om beiden over de rekening te beschikken al uit de aard van een gezamenlijke en/of rekening, daarvoor is geen separate bepaling nodig. Ten tweede kan de zinsnede ‘
zij zijn daarin ieder voor de helft gerechtigd’ taalkundig en in het juridisch en dagelijks spraakgebruik niet anders worden gelezen en verstaan dan dat zij ieder recht hebben op de helft van het saldo. Dat er van dat saldo op de betaalrekening periodiek bedragen zijn doorgeboekt naar een gezamenlijke spaarrekening brengt geen wijzing in die verhouding. Zij houden ieder aanspraak op de helft van die gelden, ook al staan ze op de spaarrekening.