ECLI:NL:GHARL:2021:11769
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in jeugdstrafzaak wegens onvoldoende bewijs van dwang en seksuele handelingen
In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte was beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen en het onder dwang verkrijgen van seksuele afbeeldingen van de aangeefster. De tenlastelegging betrof feiten die zich zouden hebben afgespeeld tussen 25 augustus 2018 en 6 november 2018 in Beek, gemeente Montferland. De advocaat-generaal had een taakstraf en een voorwaardelijke jeugddetentie geëist, maar het hof kwam tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen.
Het hof oordeelde dat de verklaringen van de aangeefster niet voldoende steun vonden in ander bewijsmateriaal. Er waren geen afbeeldingen aangetroffen die de beschuldigingen ondersteunden, en de chatgesprekken gaven geen bewijs van dwang. De bewijsminimumregel van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering werd niet gehaald, omdat de verklaringen van de aangeefster niet voldoende waren om de verdachte te veroordelen. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten.
De vordering van de benadeelde partij werd afgewezen, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan de tenlastegelegde feiten. Het hof bepaalde dat de kosten voor de benadeelde partij en de verdachte voor eigen rekening kwamen. Deze uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken, vooral in gevallen die betrekking hebben op jeugdstrafrecht en seksuele delicten.