Uitspraak
Overwegingen:
- ontucht, met binnendringen van het lichaam van een meisje van twaalf, toen de jeugdige zelf zestien jaar oud was (2012);
- bezitten en verspreiden van seksuele afbeeldingen van dat meisje toen de jeugdige zestien tot achttien jaar oud was (2012 tot en met januari 2015);
- dat meisje onttrekken aan het ouderlijk gezag toen de jeugdige achttien jaar oud was (10 augustus 2014);
- ontucht, met binnendringen van het lichaam, van een ander meisje, destijds veertien jaar oud, toen de jeugdige zelf zeventien jaar oud was (5 mei 2014);
- bedreigen van beide meisjes en nog twee anderen toen de jeugdige zeventien en achttien jaar oud was (mei tot en met december 2014);
- vernieling van eigendommen van zijn moeder en diefstal van een mobiele telefoon (augustus 2014).
- 21 juli 2017 met achttien maanden;
- 29 januari 2019 met zeven maanden;
- 19 juli 2019 met zes maanden;
- 4 februari 2020 met twaalf maanden;
- 2 februari 2021 met zes maanden.
1. De rechter die in eerste aanleg kennis heeft genomen van het misdrijf ter zake waarvan de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen is opgelegd, kan op vordering van het openbaar ministerie de termijn, bedoeld in artikel 6:2:22, eerste lid, telkens met ten hoogste twee jaren verlengen (…).2. Verlenging van de termijn van de maatregel is slechts mogelijk voor zover de maatregel daardoor de duur van zeven jaar niet te boven gaat. In de gevallen waarin de maatregel is verlengd, eindigt de maatregel voorwaardelijk een jaar voordat de maximale duur van de maatregel wordt bereikt (…) Op de beslissing tot verlenging van de maatregel waarbij de maximale duur van de maatregel zal worden bereikt, is artikel 77s, tweede en vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht van overeenkomstige toepassing.(…)
1. De voorwaardelijke beëindiging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen kan door de rechter die in eerste aanleg kennis heeft genomen van het misdrijf ter zake waarvan de maatregel is opgelegd, ambtshalve, of op vordering van het openbaar ministerie, worden verlengd. De rechter bepaalt de duur van de verlenging.2. De totale duur van de voorwaardelijke beëindiging van de maatregel bedraagt ten hoogste twee jaar. De termijn van de voorwaardelijke beëindiging loopt niet wanneer de veroordeelde zich langer dan een week onttrekt aan het toezicht.(…)
1. De maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen die is verlengd tot de in artikel 6:6:31, tweede lid, bedoelde duur van zeven jaren, kan door de rechter ambtshalve of op vordering van het openbaar ministerie worden omgezet in de maatregel, bedoeld in artikel 37a, van het Wetboek van Strafrecht, indien de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de omzetting in die maatregel eist.2. De beslissing tot omzetting geldt als een last als bedoeld in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht. De rechter geeft daarbij het bevel, bedoeld in artikel 37b van het Wetboek van Strafrecht. Artikel 37a, eerste, derde en vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht is van overeenkomstige toepassing.3. Met de omzetting eindigt de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen onvoorwaardelijk.4. De beslissing, bedoeld in het eerste lid, wordt genomen:a. voordat de maatregel voorwaardelijk eindigt op de wijze, bedoeld in artikel 6:6:31, tweede lid;b. tijdens de voorwaardelijke beëindiging, bedoeld in artikel 6:6:32, eerste en tweede lid.5. Bij de beslissing betrekt de rechter:a. een recent opgemaakt, met redenen omkleed en ondertekend advies afkomstig van het hoofd of de directeur van de inrichting, enb. een afschrift van de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de veroordeelde.
(…)2. De rechter legt de maatregel slechts op, nadat hij zich een met redenen omkleed, gedagtekend en ondertekend advies heeft doen overleggen van ten minste twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines. Van deze gedragsdeskundigen dient er één een psychiater te zijn. Het advies wordt door de deskundigen gezamenlijk dan wel door ieder van hen afzonderlijk uitgebracht. Indien dit advies eerder dan een jaar voor de aanvang van de terechtzitting is gedagtekend kan de rechter hier slechts gebruik van maken met instemming van het openbaar ministerie en de verdachte.(…)
Beslissing
[jeugdige] .