ECLI:NL:GHARL:2021:1193

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 februari 2021
Publicatiedatum
9 februari 2021
Zaaknummer
21-002604-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake afpersing, diefstal met valse sleutels en wederrechtelijke vrijheidsberoving

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1992 en thans verblijvende in de PI Haaglanden, is samen met medeverdachten schuldig bevonden aan afpersing, diefstal met valse sleutels en wederrechtelijke vrijheidsberoving van het slachtoffer. De feiten vonden plaats in de nacht van 19 op 20 november 2019, waarbij de verdachte en zijn medeverdachten het slachtoffer onder bedreiging met een vuurwapen dwongen om geld en persoonlijke bezittingen af te geven. Het hof legt de verdachte een gevangenisstraf op van 20 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank had eerder een vergelijkbare straf opgelegd, maar het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte heeft in hoger beroep betoogd dat er onvoldoende bewijs is voor zijn betrokkenheid, maar het hof oordeelt dat de verklaringen van het slachtoffer en andere bewijsmiddelen voldoende zijn om de verdachte te veroordelen. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002604-20
Uitspraak d.d.: 9 februari 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 17 juli 2020 met parketnummer
16-280804-19 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
thans ingeschreven en verblijvende in de PI Haaglanden PPC te 's-Gravenhage.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 26 januari 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bewezenverklaring van de feiten 1, 2 en 3 en oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met oplegging van een aantal bijzondere voorwaarden. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd om de vordering van de benadeelde partij voor zover deze is onderworpen aan hoger beroep toe te wijzen. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. R.T. Schrama, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Voor zover het hoger beroep is gericht tegen de vrijspraak van het onder 4 tenlastegelegde, kan verdachte daarin niet worden ontvangen.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte vrijgesproken van feit 4 en de feiten 1, 2 en 3 bewezen verklaard. Hij heeft daarvoor een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden waarvan vijf maanden voorwaardelijk opgelegd gekregen met een proeftijd van twee jaren met daaraan gekoppeld een aantal bijzondere voorwaarden. Voorts heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van
€ 1.539,75 vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij is voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is - na aanpassing van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
feit 1.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 november 2019 tot en met 20 november 2019 te [plaats] , op de openbare weg en/of in een woning gelegen aan de [adres] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde partij] heeft gedwongen tot de afgifte van diverse geldbedragen en/of een mobiele telefoon (merk Samsung, type S9) en/of een pinpas en/of een rijbewijs en/of een ID-kaart, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en/of zijn mededaders (telkens)
- die [benadeelde partij] heeft/hebben gedwongen om met hem/hen mee te lopen naar (een) pinautoma(a)t(en) en/of (vervolgens) te pinnen terwijl de telefoon van die [benadeelde partij] was afgepakt en in die woning was achtergebleven en/of
- dreigend tegen die [benadeelde partij] heeft/hebben gezegd dat als hij geld zou geven dat alles goed zou komen en hij zo weer weg was en/of
- die [benadeelde partij] heeft/hebben gedwongen om zijn telefooncode af te geven en/of om het geld van zijn spaarrekening en bouwdepot over te maken naar zijn, die [benadeelde partij] , betaalrekening en/of om zijn pincode af te geven en/of
- dreigend tegen die [benadeelde partij] heeft/hebben gezegd dat er niks zou gebeuren als hij zou betalen en zij hem anders wel zouden vinden en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tevoorschijn heeft/hebben gehaald en/of dit (vervolgens) op het hoofd van die [benadeelde partij] heeft/hebben gericht en/of hiermee heeft/hebben gezwaaid met de woorden: “Maak al je geld over, geen grappen, gewoon nu doen, denk je dat het een grap is, dat dit een nep pistool is” en/of dat hij tien jaar in een TBS-kliniek had gezeten en/of “Als je mij belazerd, kom ik naar je huis, heb seks met je en zet het filmpje op internet. Je moet mij niet belazeren” en/of dat hij zijn tanden zou breken als hij niet het geld zou overmaken, waarbij/waarna hij/zij het magazijn uit het wapen heeft/hebben gehaald en/of
- die [benadeelde partij] heeft/hebben gedwongen om de Rabobank helpdesk te bellen omdat de pinpas geblokkeerd was;
feit 2.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 november 2019 tot en met 20 november 2019 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
(telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen diverse geldbedragen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
waarbij verdachte en/of zijn mededaders, (telkens) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel (te weten een ontvreemde bankpas en/of daarbij horende pincode en/of een (ontvreemde mobiele telefoon met) Rabobank Internetbankieren app en/of daarbij horende inlogcode);
feit 3.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 november 2019 tot en met 20 november 2019 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [benadeelde partij] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij verdachte en/of zijn mededader(s) met dat opzet (telkens):
- die [benadeelde partij] meegenomen naar een woning aan de [adres] , althans nadat die [benadeelde partij] was meegegaan naar die woning, die [benadeelde partij] daar tegen zijn wil vastgehouden en/of
- ( aldaar) mondeling en/of met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp bedreigd.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Door de verdediging is primair ter zitting van het hof betoogd, dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de feiten 1, 2 en 3, omdat de verklaringen van aangever ongeloofwaardig en onbetrouwbaar zijn en daarom niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de feiten 1, 2 en 3. Verdachte betwist dat hij enige rol heeft gehad bij de drie feiten. Het is slechts aangever die heeft verklaard dat verdachte wel een rol heeft gehad. De verklaringen van aangever zijn niet consistent en worden op dat punt niet of onvoldoende ondersteund door ander bewijs. Meer subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de rol van verdachte zoals deze blijkt uit de verklaringen van aangever niet zodanig is dat kan worden gesteld dat verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de tenlastegelegde feiten. Er is geen sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. Er is daarom geen sprake geweest van medeplegen door verdachte van de tenlastegelegde feiten. Verdachte dient van alle feiten te worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof overweegt daarbij in het bijzonder nog als volgt.
Betrouwbaarheid van de gebruikte verklaringen
Aangever is zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris gehoord. Op zichzelf is het juist dat de verklaringen van aangever op bepaalde delen niet in overeenstemming zijn met andere onderdelen van het dossier. Dit maakt echter nog niet dat zijn gehele verklaring als vals of onbetrouwbaar terzijde dient te worden geschoven. In grote lijnen heeft aangever consistent verklaard en grote delen van zijn verklaring worden bevestigd door en vinden verankering in andere bewijsmiddelen. Het hof ziet geen zodanige inconsistenties tussen de verklaringen die aangever op verschillende momenten heeft afgelegd dat zou moeten worden geconcludeerd dat dit afbreuk doet aan de betrouwbaarheid van zijn verklaringen als geheel. Het hof acht de verklaringen van aangever betrouwbaar voor zover deze bevestiging vinden in andere bewijsmiddelen. In zoverre zijn zijn verklaringen dan ook bruikbaar voor het bewijs.
De verklaringen van aangever voor zover deze voor het bewijs worden gebruikt, worden allereerst ondersteund door de camerabeelden. Daarop is onder meer te zien dat aangever en [getuige] rond 19:00 uur de woning voor het eerst binnengaan. Ook blijkt uit deze beelden dat [medeverdachte 2] en [getuige] de woning later die nacht, rond 03:30 uur, verlaten en weer terugkomen. Verder blijkt nog dat er een taxi stopt voor de flat en dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] daar om 04:24 uur instappen en wegrijden.
De verklaringen van aangever worden ook ondersteund door gegevens omtrent de afschrijvingen van de bankrekening van aangever. Daaruit blijkt dat er op 20 november 2019 in totaal € 4.290,- is overgeschreven naar de rekening van [medeverdachte 2] .
Omtrent de gebeurtenissen in de woning worden de verklaringen van aangever op essentiële punten ondersteund door de verklaringen van [medeverdachte 2] en [getuige] . Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van deze verklaringen te twijfelen. In zoverre worden deze verklaringen voor het bewijs worden gebruikt.
Gelet op het voorgaande ziet het hof geen aanleiding de verklaringen van aangever in hun geheel uit te sluiten voor het bewijs.
Het hof stelt op grond van voornoemde bewijsmiddelen voor zover hier van belang de volgende
feitelijke gang van zakenvast.
Op 19 november 2019 rond 19:00 uur komt aangever met [getuige] aan in de woning van verdachte aan de [adres] te [plaats] . Verdachte is op dat moment al in die woning aanwezig. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] komen later die avond ook in de woning. [medeverdachte 1] , verdachte en [medeverdachte 2] gaan samen de slaapkamer in om iets te bespreken. Als zij terugkomen in de woonkamer haalt [medeverdachte 1] een vuurwapen tevoorschijn en bedreigt aangever daarmee. [medeverdachte 2] en verdachte vertellen aangever dat hij naar [medeverdachte 1] moet luisteren omdat hij heel gevaarlijk is. [medeverdachte 1] bedreigt aangever ook woordelijk meerdere keren. Aangever kon niet weg en moest alles doen wat ze (het hof begrijpt: [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en verdachte) hem vertelden. Aangever moet zijn mobiele telefoon, de code voor zijn Rabobank app en zijn pinpas met bijbehorende pincode afgeven. Verdachte ziet op de Rabobank app op de telefoon van aangever dat aangever geld op zijn spaarrekening en bouwdepot heeft staan. Verdachte laat aangever hiervan geld overmaken naar aangevers betaalrekening. Ook maakt verdachte daarvan zelf geld over naar de betaalrekening van aangever. [medeverdachte 2] verlaat de woning om met de pinpas van aangever geld op te nemen. Dit mislukt en de pas raakt geblokkeerd. [medeverdachte 2] belt hierover met [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] slaat aangever vervolgens een paar keer op zijn hoofd. [medeverdachte 1] belt daarna de Rabobank, geeft de telefoon door aan aangever en laat hem zijn pas deblokkeren. Daarna verlaat [medeverdachte 2] de woning weer en pint geld van de rekening van aangever. Als [medeverdachte 2] terugkomt wordt er een taxi gebeld en vertrekken [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . Aangever blijft met verdachte en [getuige] in de woning. [medeverdachte 1] belt nog met verdachte om een wachtwoord van aangever te verkrijgen. Vervolgens wordt er
€ 2.490,- van de betaalrekening van aangever overgemaakt naar de rekening van [medeverdachte 2] .
’s Ochtends verlaat verdachte zijn woning. Aangever verlaat later die ochtend de woning.
Conclusies
Het hof stelt naar aanleiding van de hiervoor vastgestelde gang van zaken vast dat aangever met geweld en bedreiging met geweld is bewogen tot afgifte van zijn mobiele telefoon en zijn pinpas met bijbehorende pincode. Verder hebben de verdachten zich meermalen geld van aangever wederrechtelijk toegeëigend. Ook is aangever in de nacht van 19 op 20 november van zijn vrijheid beroofd en beroofd gehouden. Het hof overweegt dat kan worden vastgesteld dat dit heeft geduurd in ieder geval vanaf het moment dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en verdachte in de slaapkamer zijn geweest en verdachte het vuurwapen tevoorschijn haalde en hem daarmee en ook woordelijk bedreigden tot het moment dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de woning rond 04:24 uur verlieten. Voor en na dat tijdstip kan niet worden vastgesteld dat aangever gedwongen en onvrijwillig in de woning heeft verbleven, omdat daarvoor naar het oordeel van het hof te weinig steunbewijs is.
Het hof is van oordeel dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en verdachte. Hoewel [medeverdachte 1] , door [medeverdachte 2] en verdachte in een slaapkamer bij zich te roepen en na die bespreking en gezamenlijke terugkomst aangever met een vuurwapen en woordelijk te bedreigen en later te slaan, een hoofdrol heeft gespeeld bij deze feiten, heeft de samenwerking feitelijk in de kern bestaan uit een gezamenlijk optreden en uitvoering jegens aangever in de woonkamer van de woning op dat moment. Het hof stelt vast dat er sprake was van een gezamenlijk plan dat kennelijk gesmeed werd toen verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zich afzonderden. De bijdrage aan de delicten van zowel verdachte alsook van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zoals deze blijken uit de hiervoor vastgestelde gang van zaken is van voldoende gewicht om te komen tot een bewezenverklaring van medeplegen van de feiten 1, 2 en 3. Het hof overweegt op dit punt ten aanzien van feit 3 nog dat er sprake is van een sterke samenhang met de feiten 1 en 2 en dat de wederrechtelijke vrijheidsberoving als instrumenteel wordt gezien voor de feiten 1 en 2.
Het verweer van de raadsman wordt op grond van het voorgaande verworpen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
feit 1.
hij in de periode van 19 november 2019 tot en met 20 november 2019 te [plaats] , in een woning gelegen aan de [adres] , tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door bedreiging met geweld [benadeelde partij] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (merk Samsung, type S9) en een pinpas, toebehorende aan [benadeelde partij] ,
welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en/of zijn mededaders (telkens)
- die [benadeelde partij] hebben gedwongen om zijn telefooncode af te geven en om het geld van zijn spaarrekening en bouwdepot over te maken naar zijn, die [benadeelde partij] , betaalrekening en om zijn pincode af te geven en
- dreigend tegen die [benadeelde partij] hebben gezegd dat er niks zou gebeuren als hij zou betalen en zij hem anders wel zouden vinden en
- een vuurwapen tevoorschijn heeft gehaald en dit (vervolgens) op het hoofd van die [benadeelde partij] hebben gericht en hiermee heeft gezwaaid met de woorden: “Maak al je geld over, geen grappen, gewoon nu doen, denk je dat het een grap is, dat dit een nep pistool is” en dat hij tien jaar in een TBS-kliniek had gezeten en “Als je mij belazert, kom ik naar je huis, heb seks met je en zet het filmpje op internet. Je moet mij niet belazeren” en dat hij zijn tanden zou breken als hij niet het geld zou overmaken, waarbij hij het magazijn uit het wapen heeft gehaald en
- die [benadeelde partij] hebben gedwongen om de Rabobank helpdesk te bellen omdat de pinpas geblokkeerd was;
feit 2.
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 19 november 2019 tot en met 20 november 2019 te [plaats] , tezamen en in vereniging met anderen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen diverse geldbedragen, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij] ,
waarbij verdachte en zijn mededaders, (telkens) dat weg te nemen geld onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel (te weten een ontvreemde bankpas en daarbij horende pincode en/of een (ontvreemde mobiele telefoon met) Rabobank Internetbankieren app en daarbij horende inlogcode;
feit 3.
hij in de periode van 19 november 2019 tot en met 20 november 2019 te [plaats] , tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [benadeelde partij] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben verdachte en/of zijn mededader(s) met dat opzet (telkens):
- nadat die [benadeelde partij] was meegegaan naar die woning, die [benadeelde partij] daar tegen zijn wil vastgehouden en
- aldaar mondeling en met een vuurwapen bedreigd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 en 3 bewezenverklaarde levert op:
De eendaadse samenloop van

afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen

en

medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is onderzocht door B.E.A. van der Hoorn, psychiater en D. Knoester, arts in opleiding tot psychiater. Uit hun pro justitia rapport d.d. 19 februari 2020 blijkt dat er sprake is van een ernstige stoornis in het gebruik van heroïne en cocaïne en een matige stoornis in het gebruik van benzodiazepinen. De post-traumatische stoornis is grotendeels in remissie. Vanwege de huidige stressvolle omstandigheden en het actueel middelengebruik kon geen nadere diagnostiek plaatsvinden naar zijn persoonlijkheid. De stoornissen waren ten tijde van het tenlastegelegde aanwezig. Gezien de ontkenning van verdachte van de tenlastegelegde feiten kon de vraag naar mogelijke doorwerking van de stoornissen op de gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde niet worden beantwoord en kon dus ook geen antwoord worden gegeven op de vraag of er sprake was van een verminderde mate van toerekenbaarheid.
Het hof is, mede gelet op het voorgaande maar ook gelet op de overige inhoud van het dossier, van oordeel dat verdachte strafbaar is aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachten schuldig gemaakt aan afpersing, diefstal met valse sleutels en wederrechtelijke vrijheidsberoving van het slachtoffer [benadeelde partij] . Daarbij hebben zij het slachtoffer onder andere gedreigd hem te verkrachten en te vermoorden, hebben ze hem geslagen en is er een vuurwapen op hem gericht. Uit de verklaringen van aangever en de stukken die in het kader van de vordering van de benadeelde partij zijn ingediend, blijkt dat aangever doodsbang is geweest en nog langdurig gevoelens van onveiligheid heeft ervaren. Door zijn handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [benadeelde partij] . Ook hebben de verdachten hem grote financiële schade berokkend. Verdachten hebben enkel oog gehad voor hun eigen geldelijk gewin.
Het hof heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte - blijkens een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 22 december 2020 – eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van strafbare feiten. Dit betroffen echter andersoortige delicten. Het hof zal deze eerdere veroordelingen niet laten meewegen bij de strafoplegging. Het hof heeft verder acht geslagen op de inhoud van voornoemd Pro Justitia rapport. Het hof gaat gelet op de inhoud van dat laatstgenoemde rapport voor zover hiervoor weergegeven uit van een volledige toerekenbaarheid van de feiten aan verdachte. Voorts heeft het hof bij de strafoplegging acht geslagen op het reclasseringsadvies van 6 februari 2020 waarin wordt geadviseerd aan verdachte in geval van een bewezenverklaring bijzondere voorwaarden op te leggen te weten een meldplicht, meewerken aan een ambulante behandeling en aan enige vorm van dagbesteding.
Verder heeft het hof er bij de strafoplegging rekening mee gehouden dat sprake is van eendaadse samenloop ten aanzien van feit 1 en feit 3.
Gelet op de ernst van de feiten is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Het hof acht een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden waarvan vijf maanden voorwaardelijk passend en geboden. Het hof zal deze straf aan verdachte opleggen. Het hof zal daarbij ook de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden opleggen en daarnaast als bijzondere voorwaarde opleggen dat verdachte in het geval de reclassering dit nodig acht zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 4.234,58. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.539,75. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1, 2, 3 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade tezamen met zijn mededaders gehouden zodat de vordering hoofdelijk zal worden toegewezen.
Dit ziet op € 39,75 aan materiele schade (meegenomen rijbewijs) en € 1.500,- aan immateriële schade. De begroting van immateriële schade geschiedt naar billijkheid met inachtneming van alle omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de aansprakelijkheid en de ernst van het aan de aansprakelijke te maken verwijt. Voorts heeft het hof bij de begroting gelet op de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend. Uit de stukken volgt dat het door verdachte gepleegde feit grote impact op de benadeelde partij heeft gehad. Ten tijde van het delict is hij doodsbang geweest en ten tijde van het indienen van de vordering was hij nog steeds angstig. Zijn gevoel van veiligheid was hij kwijt. Ook had de benadeelde partij last van slaapproblemen en concentratieproblemen en is hij vanwege zijn psychische klachten door de huisarts doorverwezen naar een psycholoog voor traumabehandelingen. Voor wat betreft de immateriële schade zal het hof het gehele gevorderde bedrag voor zover onderworpen aan hoger beroep toewijzen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 55, 57, 282, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 4 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
20 (twintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
5 (vijf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich binnen tien dagen na onherroepelijk worden van dit arrest meldt bij Tactus verslavingsreclassering ( [adres] te [plaats] ) en zich gedurende de proeftijd blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dit nodig acht.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de gehele proeftijd laat begeleiden en behandelen door Amethist Verslavingszorg en Kwintes of soortgelijke hulpverleners, te bepalen door de reclassering. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. De veroordeelde werkt mee aan een kortdurende klinische opname (maximaal zeven weken) indien de reclassering dit noodzakelijk acht.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde meewerkt aan enige (beperkte) vorm van dagbesteding waardoor er meer sprake is van regelmaat en structuur in zijn leven, zo nodig met hulp van een daartoe aangewezen instelling, dit ter beoordeling van de reclassering. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen van die instelling.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde gedurende de proeftijd, in het geval en zolang de reclassering dit nodig acht, zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, en zich zal houden aan de huisregels die deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] ter zake van het onder 1, 2, 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.539,75 (duizend vijfhonderdnegenendertig euro en vijfenzeventig cent) bestaande uit € 39,75 (negenendertig euro en vijfenzeventig cent) materiële schade en € 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij] , ter zake van het onder 1, 2, 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.539,75 (duizend vijfhonderdnegenendertig euro en vijfenzeventig cent) bestaande uit € 39,75 (negenendertig euro en vijfenzeventig cent) materiële schade en € 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 25 (vijfentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 20 november 2019.
Aldus gewezen door
mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, voorzitter,
mr. J. Dolfing en mr. A.H. toe Laer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Zevenhuizen, griffier,
en op 9 februari 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.