“De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 4 ten laste gelegde, wegens
onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor de betrokkenheid van verdachte bij de plofkraak. Er moet getwijfeld worden aan de betrouwbaarheid van de stemvergelijking ten
aanzien van het OVC gesprek in de [auto] door verbalisant [verbalisant] , gelet op de omstandigheden waarop de stemvergelijking plaatsvond en het gegeven dat verbalisant [verbalisant] hiervoor niet is opgeleid. Indien de rechtbank bewijswaarde toekent aan deze
stemvergelijking dan kan deze hooguit ondersteunend van aard zijn. Ten aanzien van de
[auto] merkt de verdediging ook op dat deze niet bij de [winkel] gezien is en dat uit het dossier niet blijkt wat de rol van de [auto] is bij de plofkraak. Overigens is niet te zien wie om 06:14 uur uit de [auto] stapt op [straatnaam 2] .
Indien de rechtbank, er vanuit gaat dat verdachte in de [auto] zou hebben
gezeten, dan blijkt daaruit niet de betrokkenheid van verdachte bij de plofkraak. Uit het OVC gesprek blijkt dat gesproken wordt over het bidden in de moskee. De verdediging stelt subsidiair dat verdachte is gaan bidden m de moskee en heeft hiertoe ter zitting een gebedskalender overgelegd, waaruit volgt dat het ochtendgebed die dag om 05:27 uur
plaatsvond. Eveneens merkt de .verdediging op dat de [auto] een uur na de
plofkraak terugrijdt naar de garagebox. Tot slot zijn een aantal kledingstukken aangetroffen
in de bosjes in [plaats 3] . Niet is vastgesteld dat de daders van de plofkraak deze kleren
hebben gedragen. Ook is niet bekend hoe lang de kleding al in de bosjes lag. Op de kleding
worden geen glasdeeltjes aangetroffen van de plofkraak in [plaats 3] . Het aantreffen van
het DNA van verdachte op de kledingstukken zegt niets over de vermeende betrokkenheid
van. verdachte. Het aangetroffen geld in de [adres] te [plaats 7] is niet van
verdachte en kan dan ook niet als bewijs dienen, te meer omdat deze woning niet aan .
verdachte toebehoort of dat hij in de woning zijn intrek heeft genomen.”