ECLI:NL:GHARL:2021:1356

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 februari 2021
Publicatiedatum
12 februari 2021
Zaaknummer
21-006155-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis telen van hennep en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1964 en woonachtig in [woonplaats], was eerder veroordeeld voor het telen van hennep en diefstal van elektriciteit. De politierechter had hem op 27 november 2019 een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand opgelegd, met een proeftijd van 3 jaren, en daarnaast een taakstraf van 120 uren. De benadeelde partij had volledige schadevergoeding gekregen, vermeerderd met wettelijke rente.

Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte behandeld op 29 januari 2021. De advocaat-generaal had verzocht om bevestiging van het vonnis. Het hof heeft de bewijsmiddelen uit de eerste aanleg en de aanvullingen daarop in overweging genomen. De verdachte had verklaard niets te weten van de hennepkwekerij, die in het door hem gehuurde pand was aangetroffen, en stelde dat hij de ruimte had onderverhuurd aan een andere persoon. Het hof oordeelde echter dat de verklaring van de verdachte niet geloofwaardig was en dat de bewijsmiddelen voldoende waren om zijn schuld vast te stellen.

Het hof heeft de verweren van de verdediging verworpen en bevestigd dat de verdachte verantwoordelijk was voor de hennepkwekerij. De strafoplegging, inclusief de voorwaardelijke gevangenisstraf en de taakstraf, werd als passend en noodzakelijk beoordeeld. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met inachtneming van de aanvullingen op de bewijsvoering.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006155-19
Uitspraak d.d.: 12 februari 2021
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 27 november 2019 met parketnummer 18-178901-19 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 29 januari 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis waarvan beroep. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. N. Hendriksen, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte bij vonnis van 27 november 2019, waartegen het hoger beroep is gericht, ter zake van de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten, te weten het telen van hennep en de diefstal van elektriciteit veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast is een taakstraf van
120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis, opgelegd. De vordering van de benadeelde partij is volledig toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op juiste wijze heeft beslist. Op grond van de bewijsmiddelen zoals die in het vonnis zijn uitgewerkt – de hierna genoemde aanvullingen daarbij in aanmerking genomen – kan worden bewezen dat verdachte in de ten laste gelegde periode in een door hem gehuurd pand opzettelijk 266 hennepplanten heeft geteeld. Ook kan worden bewezen dat hij zich in dat kader aan diefstal van elektriciteit heeft schuldig gemaakt.
De verweren die in hoger beroep zijn gevoerd, strekkende tot vrijspraak van verdachte, zijn in de kern gelijk aan hetgeen in eerste aanleg naar voren is gebracht. Het hof is van oordeel dat de politierechter deze verweren terecht heeft verworpen. Het hof ziet wel aanleiding deze beslissing aanvullend te motiveren.
Gezien het voorgaande zal het vonnis worden bevestigd, met dien verstande dat het hof de bewijsvoering op onderdelen zal aanvullen.

Aanvulling bewijsmiddelen:

Bewijsmiddel 2:
Het hof vult het in het vonnis onder 2 opgenomen bewijsmiddel inhoudende het relaas van verbalisanten omtrent het aantreffen van de hennepkwekerij, als volgt aan:
Na “De eerste etage was te bereiken met 2 grote houten trappen”:Op de eerste etage waren de wanden "bekleed” met houten kistjes waarin de goederen werden tentoongesteld die gekocht konden worden.
Na “Zowel aan de voorzijde als de achterzijde was op de eerste etage een verborgen ruimte gemaakt. De toegang tot deze ruimtes bestond uit een houten luik van ongeveer 1x1 meter”: Het toegangsluik was heimelijk afgesloten met de houten kistjes die daarvoor stonden (zie foto).
(…)Om duidelijkheid te creëren is door mij verbalisant [verbalisant1] , een plattegrond gemaakt van deze ruimtes. Deze plattegrond is toegevoegd aan dit proces-verbaal.
Bewijsmiddel 3:
Het hof vult de in het vonnis opgenomen verklaring van [naam1] als volgt aan:
V: Hoe vaak zag u de heer [verdachte] bij het pand?
A: Ik kwam er niet zo vaak maar ben er wel eens geweest. Hij was er wel elke dag maar ik hoorde dat hij de openingstijden begon in te korten. Achteraf vond ik het wel vreemd dat hij op zaterdag om 14:00 uur al dichtging. (…) Ik vond het opvallend dat hij niet direct openging terwijl de vorige huurder ook een kringloop was en er dus nog loop op zat. [verdachte] wilde echter eerst een maand verbouwen en dan pas open.
V: Wij hebben begrepen dat er mogelijk aanpassingen aan het pand zijn gedaan, wat weet u hiervan?
A: De verdieping/vide zat er al op. De wandjes waar nu aardappelkistjes op zaten waren er nog niet. Bij de vorige huurder liep dat gewoon helemaal door en het was een open ruimte.
Bewijsmiddel 5:
Het hof voegt aan de bewijsmiddelen toe, de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van het hof op 29 januari 2021, en opgenomen in het proces-verbaal van die zitting, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - :
Ik kwam iedere dag op de bovenverdieping van het pand. Ik heb de kratjes op de bovenverdieping neergezet.
De inhoud van de in het vonnis opgenomen en hier aangevulde bewijsmiddelen, waarbij ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, slechts wordt gebezigd voor het bewijs van het feit waarop het blijkens de inhoud daarvan betrekking heeft, levert op de redengevende feiten en omstandigheden, op grond waarvan het hof bewezen acht en de overtuiging heeft verkregen dat verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan.

Aanvullende bewijsoverweging:

Verdachte heeft gedurende de gehele procedure stellig verklaard niets te hebben geweten van de hennepkwekerij die op de bovenverdieping van het door hem gehuurde pand is aangetroffen. Volgens verdachte had hij de betreffende ruimte onderverhuurd aan ene [naam2] . Hij heeft daarbij een huurovereenkomst overgelegd met een kopie van de identiteitskaart van de vermeende huurder. De stelling van verdachte is dat deze persoon de hennepkwekerij in het pand heeft ingericht en daarvoor (alleen) verantwoordelijk was. Hoewel verdachte met regelmaat in het pand kwam, heeft hij nooit iets van de kwekerij gemerkt, zo heeft hij verklaard.
Evenals de politierechter en de advocaat-generaal gelooft het hof deze verklaring van verdachte niet. De belastende feiten en omstandigheden zoals die uit de bewijsmiddelen blijken, vragen om een uitleg van verdachte. In plaats van een redelijke, redengevendheid ontzenuwende verklaring, heeft verdachte echter een weinig concrete en niet verifieerbare verklaring afgelegd. Bovendien heeft hij op belangrijke punten wisselend verklaard, zoals ten aanzien van de wijze waarop hij met [naam2] in contact zou zijn gekomen en de manier waarop hij contact met hem onderhield. Verdachtes verklaring omtrent de openingstijden en zijn ontkenning in het pand te hebben verbouwd, stroken ook niet met hetgeen de eigenaar van het pand heeft verklaard, zoals hiervoor als bewijsmiddel is opgenomen. Anderzijds passen de omstandigheden die de eigenaar noemt omtrent de verlate opening in verband met een verbouwing en het beperken van de openingstijden wél bij scenario dat verdachte daar een hennepkwekerij heeft opgestart.
Met betrekking tot de geloofwaardigheid van verdachtes verklaring is verder van belang dat de kopie van het identiteitsbewijs op naam van [naam2] grote gelijkenis vertoont met een afbeelding van een Pools identiteitsbewijs die op Wikipedia is te vinden en dat de identiteitsgegevens van de door verdachte genoemde [naam2] identiek zijn aan die van de man op de Wikipedia pagina.
Ten slotte maakt de feitelijke situatie ter plaatse, zoals die blijkt uit het dossier het haast ondenkbaar dat een ander de kwekerij zou hebben geëxploiteerd, zonder dat verdachte daarvan heeft geweten. Temeer, nu verdachte ter zitting van het hof heeft verklaard dat hij regelmatig of zelfs iedere dag boven kwam.
Al met al acht het hof verdachtes verklaring niet geloofwaardig en is niet aannemelijk geworden dat de ruimte waar de kwekerij is aangetroffen, door verdachte was onderverhuurd. Derhalve gaat het hof ervan uit dat verdachte zélf verantwoordelijk is geweest voor het inrichten en exploiteren van de kwekerij. Dat hij daarbij mogelijk hulp heeft gehad, laat onverlet dat hij op grond van de bewijsmiddelen als pleger van de ten laste gelegde feiten kan worden aangemerkt.
De verweren van de verdediging worden verworpen.

Strafoplegging

De in het vonnis opgenomen bewezenverklaring van feit 1 primair en 2 is juist. De bewezenverklaarde feiten zijn strafbaar en verdachte is een strafbare dader. Ook de beslissing omtrent de strafoplegging en de vordering van de benadeelde partij is juist. Oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een taakstraf is passend en noodzakelijk. Het opleggen van enkel een (deels voorwaardelijke) taakstraf zoals door de raadsman geopperd, is gezien de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten en verdachtes strafrechtelijk verleden niet aan de orde.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door
mr. E.M.J. Brink, voorzitter,
mr. L.T. Wemes en mr. L.G. Wijma, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H. Akkerman, griffier,
en op 12 februari 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.