ECLI:NL:GHARL:2021:1357

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 februari 2021
Publicatiedatum
12 februari 2021
Zaaknummer
21-002045-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van mishandeling na gerede twijfel over bewijsvoering

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis, wegens mishandeling van een benadeelde partij op 16 augustus 2017. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting op 29 januari 2021 heeft het hof het dossier en de vordering van de advocaat-generaal bestudeerd, die veroordeling van de verdachte tot een taakstraf eiste. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. E. Hullegie, heeft echter betoogd dat er gerede twijfel bestaat over de vraag of de verdachte daadwerkelijk de ten laste gelegde mishandeling heeft gepleegd. Het hof heeft de verklaringen van de aangever en de getuige kritisch beoordeeld en vastgesteld dat deze op belangrijke punten niet overeenkomen.

Gelet op de twijfels die zijn gerezen over de betrouwbaarheid van het bewijs, heeft het hof besloten het vonnis waarvan beroep te vernietigen. Het hof heeft geoordeeld dat de tenlastelegging niet bewezen kan worden verklaard en heeft de verdachte vrijgesproken van de beschuldiging van mishandeling. Deze beslissing is genomen in het belang van de rechtszekerheid en de waarheidsvinding.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002045-18
Uitspraak d.d.: 12 februari 2021
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 6 april 2018 met parketnummer
16-012386-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 29 januari 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het ten laste gelegde tot een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. E. Hullegie, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Bij bovengenoemd vonnis is verdachte ter zake van mishandeling veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 16 augustus 2017 te [plaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, [benadeelde partij1] heeft mishandeld door voornoemde [benadeelde partij1] , meermalen, althans eenmaal (met kracht) een kopstoot in het gezicht, althans tegen zijn hoofd te geven.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Hoewel het dossier voldoende wettig bewijs bevat, is naar aanleiding van hetgeen door en namens verdachte ter zitting van het hof is aangevoerd, gerede twijfel ontstaan of verdachte aangever werkelijk heeft mishandeld zoals is ten laste gelegd. In dat kader overweegt het hof onder meer dat de verklaring van aangever weliswaar wordt gesteund door een getuige, maar dat dit geen onafhankelijke getuige betreft. Bovendien komen de verklaringen van het slachtoffer en deze getuige op belangrijke punten niet met elkaar overeen. Ook anderszins is het hof niet overtuigd geraakt dat de ten laste gelegde gedraging zich heeft voorgedaan.
Het verweer van de verdediging strekkende tot vrijspraak van verdachte slaagt derhalve.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. E.M.J. Brink, voorzitter,
mr. L.T. Wemes en mr. L.G. Wijma, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H. Akkerman, griffier,
en op 12 februari 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.