ECLI:NL:GHARL:2021:1359

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 februari 2021
Publicatiedatum
12 februari 2021
Zaaknummer
21-002005-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake mishandeling met gebroken oogkas

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is beschuldigd van mishandeling, waarbij het slachtoffer een gebroken oogkas heeft opgelopen. Het hof heeft het hoger beroep behandeld na een zitting op 29 januari 2021 en heeft de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een taakstraf van 80 uren eiste. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, en had een schadevergoeding van € 1.800,27 aan de benadeelde partij toegewezen.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, waarvan 30 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft overwogen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling door het slachtoffer hard op het oog te stompen, wat heeft geleid tot de gebroken oogkas. Het hof heeft het alternatieve scenario van de verdachte, waarin hij beweert dat een andere jongen het slachtoffer heeft geslagen, niet geloofwaardig geacht. De verklaringen van getuigen en het slachtoffer zelf gaven voldoende steun aan de bewezenverklaring van de mishandeling.

Daarnaast heeft het hof de vordering van de benadeelde partij toegewezen, die bestaat uit materiële en immateriële schade. De verdachte is veroordeeld tot betaling van € 1.800,27 aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft de wettelijke voorschriften toegepast zoals deze golden ten tijde van het bewezenverklaarde en heeft de verdachte in de kosten van het geding veroordeeld.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002005-19
Uitspraak d.d.: 12 februari 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 5 april 2019 met parketnummer 18-244999-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1999,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 29 januari 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis, behalve voor zover het betreft de strafoplegging. De vordering strekt in zoverre tot veroordeling tot een taakstraf van 80 uren en toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. C.C.N. Cats, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 1.800,27, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 24 juni 2018 te [plaats] , [benadeelde partij] heeft mishandeld door deze (hard) op het oog, althans in het gezicht te stompen en/of te slaan (met als gevolg dat deze [benadeelde partij] een gebroken oogkas heeft bekomen).
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde feit bewezen kan worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
Door en namens verdachte is ter terechtzitting van het hof vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit, waarbij is aangevoerd dat verdachte en aangever wel tegenover elkaar hebben gestaan, maar dat verdachte aangever niet heeft geslagen.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. Het hof overweegt daarbij in het bijzonder nog als volgt.
Verdachte wordt verweten dat hij aangever [benadeelde partij] tegen het oog heeft geslagen/gestompt, waardoor aangever een gebroken oogkas heeft opgelopen. Aangever heeft verdachte herkend als de persoon die hem heeft geslagen.
Verdachte heeft aangevoerd dat hij een woordenwisseling heeft gehad met een meisje, waarna de vrienden van aangever erbij kwamen staan en verdachte werd geslagen en ten val kwam. Verdachte heeft verklaard dat hij weer opstond en aangever van zich af heeft geduwd, waarna aangever ten val kwam. Vervolgens kwam er een andere, voor verdachte onbekende, jongen aan die aangever meerdere klappen in het gezicht heeft gegeven. Verdachte heeft verklaard dat hij na het geven van de duw meteen weg is gegaan.
Het hof acht dit alternatieve scenario niet geloofwaardig, aangezien dit scenario geen ondersteuning vindt in overige bewijsmiddelen. Weliswaar heeft [getuige1] als getuige verklaard dat hij heeft gezien dat verdachte aangever een duw heeft gegeven, maar uit die verklaring blijkt niet dat aangever vervolgens door iemand is geslagen. Bovendien vindt de verklaring van [getuige1] dat aangever door jongens werd geschopt, geen steun in andere bewijsmiddelen, zodat het hof de verklaring van [getuige1] ongeloofwaardig acht.
Het hof hecht daarentegen wel geloof aan de verklaring van aangever, die een duidelijke en gedetailleerde verklaring heeft afgelegd, die ondersteund wordt door onder meer de verklaringen van [getuige2] en [getuige3] .

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 24 juni 2018 te [plaats] , [benadeelde partij] heeft mishandeld door deze hard op het oog te stompen met als gevolg dat deze [benadeelde partij] een gebroken oogkas heeft bekomen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op 24 juni 2018 tijdens het uitgaan schuldig gemaakt aan mishandeling van aangever [benadeelde partij] . Verdachte heeft aangever hard op het oog gestompt, waardoor deze een gebroken oogkas heeft opgelopen. Door aldus te handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangever en hem pijn en letsel bezorgd.
De advocaat-generaal heeft oplegging van een taakstraf van 80 uren gevorderd. In beginsel is dit een passende sanctie bij een feit zoals bewezenverklaard, mede in aanmerking genomen het forse letsel dat is veroorzaakt. Het hof zal deze straf daarom als uitgangspunt nemen voor de te bepalen straf.
Uit het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 december 2020 is gebleken dat verdachte een first offender is. Voorts is uit de stukken niet gebleken dat verdachte nadien in aanraking is geweest met justitie. Het bewezenverklaarde lijkt een eenmalig incident te zijn geweest, zonder daarmee het feit en de ernst ervan te bagatelliseren. In aanmerking genomen hetgeen omtrent de persoon van verdachte is gebleken, verdachtes leeftijd ten tijde van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en het tijdsverloop is het hof van oordeel dat oplegging van een taakstraf van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis, waarvan 30 uren subsidiair 15 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, een passende en geboden sanctie is.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.800,27, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit ziet op € 1.100,27 aan materiële en € 700,- aan immateriële schade.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De vordering is van de zijde van de verdediging niet weersproken. Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.800,27 (duizend achthonderd euro en zevenentwintig cent) bestaande uit € 1.100,27 (duizend honderd euro en zevenentwintig cent) materiële schade en € 700,00 (zevenhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.800,27 (duizend achthonderd euro en zevenentwintig cent) bestaande uit € 1.100,27 (duizend honderd euro en zevenentwintig cent) materiële schade en € 700,00 (zevenhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 28 (achtentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 24 juni 2018.
Aldus gewezen door
mr. M.C. Fuhler, voorzitter,
mr. J. Dolfing en mr. A.H. toe Laer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers, griffier,
en op 12 februari 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.