In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was op 10 januari 2019 betrapt op het rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs. De politierechter had de verdachte op 8 april 2019 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken en had de tenuitvoerlegging gelast van een eerder opgelegde gevangenisstraf van twee weken, alsook een ontzegging van de rijbevoegdheid voor negen maanden. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling.
Tijdens de zitting op 29 januari 2021 heeft het hof de zaak behandeld. De advocaat-generaal heeft verzocht om bevestiging van het vonnis, met uitzondering van de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging. Het hof heeft kennisgenomen van de argumenten van de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. D.G.B.M. van Rooij. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het rijden zonder geldig rijbewijs, wat in strijd is met artikel 9 lid 2 van de Wegenverkeerswet 1994.
Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en een nieuwe straf opgelegd, bestaande uit een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken met een proeftijd van drie jaren, en een taakstraf van veertig uren, subsidiair twintig dagen hechtenis. De vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde straf is afgewezen, omdat deze reeds in een andere zaak was gelast. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij zijn rijbewijs opnieuw heeft gehaald.