ECLI:NL:GHARL:2021:1360

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 februari 2021
Publicatiedatum
12 februari 2021
Zaaknummer
21-002145-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake rijden met ongeldig rijbewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was op 10 januari 2019 betrapt op het rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs. De politierechter had de verdachte op 8 april 2019 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken en had de tenuitvoerlegging gelast van een eerder opgelegde gevangenisstraf van twee weken, alsook een ontzegging van de rijbevoegdheid voor negen maanden. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling.

Tijdens de zitting op 29 januari 2021 heeft het hof de zaak behandeld. De advocaat-generaal heeft verzocht om bevestiging van het vonnis, met uitzondering van de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging. Het hof heeft kennisgenomen van de argumenten van de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. D.G.B.M. van Rooij. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het rijden zonder geldig rijbewijs, wat in strijd is met artikel 9 lid 2 van de Wegenverkeerswet 1994.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en een nieuwe straf opgelegd, bestaande uit een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken met een proeftijd van drie jaren, en een taakstraf van veertig uren, subsidiair twintig dagen hechtenis. De vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde straf is afgewezen, omdat deze reeds in een andere zaak was gelast. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij zijn rijbewijs opnieuw heeft gehaald.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002145-19
Uitspraak d.d.: 12 februari 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 8 april 2019 met parketnummer 96-007483-19 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 21-003342-16, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 29 januari 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis, met uitzondering van de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging. De vordering strekt in zoverre tot afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. D.G.B.M. van Rooij, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter in de rechtbank Midden-Nederland heeft verdachte op 8 april 2019 ter zake van het rijden terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 weken. Daarnaast heeft de politierechter de tenuitvoerlegging gelast van een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 9 maanden, verdachte bij arrest van dit hof van 18 juli 2017 (parketnummer 21-003342-16) voorwaardelijk opgelegd.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 10 januari 2019 te [plaats] , gemeente [gemeente] , terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten Categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de Rijksweg A1, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 10 januari 2019 te [plaats] , gemeente [gemeente] , terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten Categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie was afgegeven, op de weg, de Rijksweg A1, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie heeft bestuurd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het rijden in een auto, terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Door toch te rijden heeft verdachte er blijk van gegeven zich weinig gelegen te laten liggen aan een besluit van een instantie die mede met het oog op de verkeersveiligheid belast is met onder meer de beoordeling van de geldigheid van rijbewijzen. Het hof rekent dit verdachte aan.
Uit het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 december 2020 is gebleken dat verdachte eerder ter zake van het rijden zonder ongeldig verklaard rijbewijs, maar ook voor andere verkeersgerelateerde delicten onherroepelijk tot straffen en/of maatregelen is veroordeeld. Hiermee houdt het hof ook rekening.
Het hof houdt daarnaast rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die tijdens het onderzoek ter terechtzitting van het hof zijn besproken.
Uit het verhandelde ter zitting is onder meer gebleken dat verdachte zijn rijbewijs opnieuw heeft gehaald.
In het bijzonder in aanmerking genomen hetgeen omtrent de persoon van verdachte is gebleken, is het hof van oordeel dat oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 weken, met een proeftijd van 3 jaren, en een taakstraf van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis een passende bestraffing vormt. De proeftijd van 3 jaren dient als stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij arrest van dit hof van 18 juli 2017 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen de besturen voor de duur van 9 maanden (parketnummer 21-003342-16). Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Uit de stukken is gebleken dat de tenuitvoerlegging van dit vonnis reeds is gelast in het arrest van dit hof van 22 maart 2019, met parketnummer 21-003703-18 (dat op 23 oktober 2019 onherroepelijk is geworden). Daarom zal in de onderhavige zaak de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Midden-Nederland van 5 april 2019, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 18 juli 2017, parketnummer 21-003342-16, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 weken en de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 9 maanden.
Aldus gewezen door
mr. A.H. toe Laer, voorzitter,
mr. J. Dolfing en mr. M.C. Fuhler, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers, griffier,
en op 12 februari 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.